
tomben, en daarachter het nog op vrij grooten afstand van de
stad gelegen, maar door een schoonen, rechten weg met haar
verbonden prächtige residentiehuis, met zijn fraaie bijgebouwen
en sierljjke tuinen, het oog, terwijl nog verder de regelmatige,
door mime en fraai beplante rijwegen doorsneden Vierkanten en
de nette Europeesche huizen van de stad zelve steeds duidelijker
te voorschijn treden.
Banjoemas is heerhjk gelegen in een met rijstvelden bedekte
vlakte of kom, waarvan de zuidelijke helft door het zoo vaak
reeds vermelde Zuid Serajoe-gebergte, de noordelijke door de
kronkelende Serajoe zelve wordt omsloten. Het is een vroolijke
en levendige plaats, ofschoon het bevolkingscijfer niet groot
is. De inlandsche kampongs bevatt’en nu een dertig jaren
geleden omstreeks 4000 Javanen, welk getal echter na dien
tijd zeker meer dan verdubbeld is. Dat der Chineezen, toen op
200 begroot, zal vermoedelijk ook belangrijk zijn toegenomen.
Overigens bevat de plaats zelve geene bijzondere merkwaardig-
heden, maar des te meer verdienen een paar uitstapjes aanbe-
veling, waartoe de schoone omstreken uitlokken ').
Het eerste tochtje ondernemen wij te water, in eene gemak-
kelijke tentprauw gezeten, om de schilderachtige tooneelen gade
te slaan die de kronkelende Serajoe aanbiedt, w a a rz ij,n a eerst
hären loop westwaarts längs den voet van het Zuid Serajoe-gebergte
te hebben voortgezet, zieh omstreeks 6 palen beneden de hoofd-
stad, längs den stroom gerekend, zuid-zuidwestwaarts wendt,
om door de kloof heen te breken, die het genoemd gebergte
scheidt van de ons reeds eenigermate bekende kalkheuvelen welke
ten zuiden van Adjibarang, längs de grens der districten Adjibarang
en Poerwakerta met Djamboe, de laatste uitloopers van het Dajaloe-
hoersche gebergte vormen 2). Verder dan de desa Gambar Sari, waar
de rivier op omstreeks tien palen afstands van Banjoemas de kloof
verlaat, om baren weg naar het nog 10 palen verder gelegen
Selarang 3) door de strandvlakte voort te zetten, willen wij onzen
tocht niet uitstrekken; want hier verliest de vaart het grootste
*) Bleeker, T. v. N. I. 1850. II. 94. ') Zie bl. 412. 3) Boven, bl. 414.
deel harer bekoorlijkheid. Maar zoolang wij tusschen het gebergte
blijven, weiden onze blikken over de schoonste landschappen
die men zieh kan voorstellen. De kloof is op sommige punten
nauwelijks een halven paal breed en is over hare geheele lengte
längs de rivieroevers met desa’s getooid. Daarachter verhelfen
zieh links en rechts de tallooze koppen en koepels van het
gebergte, die tot ongeveer 300 meters boven het zeevlak oprij-
zen, nu eens bedekt met het prächtigste plantenkleed, dan weder
de steile, witte wanden, nagenoeg naakt, prijs gevende aan het
brandende zonlicht, dat door den witten kalksteen in hellen
gloed wordt teruggekaatst ‘ ).
Van geheel anderen aard is een tweede uitstap dien wij van
Banjoemas uit ondernemen, met het oogmerk om het heerlijk pano-
rama te genieten dat zieh voordoet aan den verrukten blik der
beklimmers van den berg Koemawi, die 3 ä 4 palen oost-zuidoost
van de hoofdstad, op de grenzen der districten Banjoemas en
Kaliredjä, zieh boven alle omliggende toppen van het Zuid Serajoe-
gebergte verheft. Op de kruin is een pasanggrahan, die ons de
gelegenheid biedt om rüstig den blik te laten weiden over de
onafzienbare landkaart aan onze voeten uitgespreid. De zware
nevel die, naar wij ons voorstellen, op het oogenblik onzer aankomst
nog het landschap bedekt, trekt langzamerhand op, en zoo wordt
het ons oog vergund zuidwestwaarts door te dringen tot Tjelatjap
en Voesa Kambangan en vandaar längs de gansche kustlijn de
branding op het strand te zien breken. West- en noordwestwaarts
vertoont zieh op den achtergrond het woeste Dajaloehoer-ge-
bergte, en längs den noordelijken voet der Zuid Serajoe-bergen,
in wier midden wij ons bevinden , zien wij de glinsterende wateren
der Serajoe kronkelen, omzoomd door het geboomte der desa’s
die längs hare boorden elkander gedurig opvolgen, en gevoed
door de talrijke bergstroomen die van de hellingen van den
Slamat afdalen. Dat trotsche berggevaarte rijst in het noord-noord-
westen aan den gezichteinder omhoog. Van den Slamat hebben
de lavastroomen zieh in alle richtingen verspreid over het nep-
>) Bleeker T. v. N. I , 1850. II. 95.