
of p u t, die tot eene diepte van meer dan 80 voet in den harden
kalksteen is uitgegraven, en waaruit het water, door middel van
een soort van windas, in timba’s of emmers van lontarbladeren
wordt opgehaald. In den omtrek van die plaats vindt men nog vier
dergeljjke putten en men wjjst er ook nog een aan in het district
Bantjar. Yolgens de meening der Javanen zou zekere Arabier,
dien zjj Kjahi Pamor noemen, de kracht van zijn geloof bewe-
zen hebben door al die putten in eenen nacht uit te graven.
Te Medjagoeng toont men ook het heilige graf van een der
apostelen van den Islam in deze streken, die Soenan Medjagoeng
genoemd wordt').
Eindeljjk betreden wjj de negeri Toeban zelve, waar ons vele
nieuwe merkwaardigheden wachten en die aan historische her-
inneringen bijzonder njk is 2). Yalentijn beschrjjft haar als een
fraaie zeestad, gelegen aan een zeer vermakeljjke rivier. „Zjj is“,
zegt h ij, „teil deele bemuurd en men ziet hier en daar nog een
poort, fraai op de Javaansche wjjze gemaakt. Zjj wordt nu door
een Toemenggoeng bestuurd, die daar een grooten staat houdt
en een fraaie woning gedeeltelijk van steen beeft, waarbjj verscheiden
prijaji’s en grooten almede hunne woningen hebben,
die aan deze aloude stad vrij wat luister geven. Zij heeft een
zeer fraaien Moorschen tempel, een heerljjke paseiban en verscheiden
huizen waar de Toemenggoeng allerlei vee en gedierte
opkweekt, waarin de Javaansche grooten veel vermaak vinden.
In oude tijden had men hier ook een menigte stallingen voor
een groot aantal olifanten, paarden enz., die de Yorst voor zjjn
vermaak placht te houden; doch thans is ’t al wel als de Toe-
menggoeng er een of twee op stal heeft. De huisgezinnen van
deze stad worden gehouden een getal van ruim 5000 uit te
maken, die zieh voornameljjk met den rjjst- en houthandel bezig
houden. Ook is er dageljjks een groote markt, waar men allerlei
vruchten, vee en gevogelte voor zeer weinig geld bekomen kan 3).“
Het tegenwoordige Toeban is nog altjjd een regelmatig aange-
legd, net, levendig en goed bevolkt zeestadje. Het ligt aan een
’) Y. Hoevell, Reis, I. 141; .Buddingh N. O. I ., I. 277.
=) Zie b.v. D. II. 190, 229, 278. 3) Yalentijn IY. 1. 38.
ruime baai, met een zandig, niet moerassig strand. De rivier is
zeer onbeduidend en de omtrek, die uit droge kalk- of mergel-
aarde bestaat, heeft gebrek aan stroomend water, omdat de
kalkmergel het regenwater absorbeert. Men verwondert zieh dan
ook n ie t, dat het naburig terrein door zoovele uitgestrekte grotten
ondermjjnd is , waarvan wij de voornaamste reeds hebben leeren
kennen of later nog bezoeken zullen. Yan dien schralen bodem
kan men natuurlijk geen groote vruchtbaarheid verwachten;
echter wil op sommige plaatsen de mais goed gedjjen, welk
graan, vermengd met de knollen der in het wild groeiende
gadoeng, hier het gewone volksvoedsel uitmaakt '). Yoor sommige
planten is echter die kalkbodem bijzonder geschikt, en h e t
zijn juist eenige wonderen van het plantenrjjk waaraan Toeban
een groot deel zjjner vermaardheid verschuldigd is. De geurige
kenanga-boomen 2) zijn er zoo menigvuldig, dat men in zee den
liefeljjken reuk op verren afstand reeds bespeurt, en, naar men
zegt, inlandsche schippers, die verdwaald zjjn, de nabjjheid der
stad daaraan zoo zeker herkennen, dat hun die geur als baak d ie n t3).
Op of nabjj de astana of vorsteljjke begraafplaats, waarop ik
straks nader terugkom, ziet men pisang-boomen van zeer bniten-
gewonen omvang, die misschien tot een bjjzondere soort behoo-
ren 4). De vlak bjj de stad gelegen suikerfabriek Waringin
Agong, de eenige die nog in Eembang op contract met het
l) Yan Waey in T. v. N. I. 1876 , II. 173. Over de gadoeng zieboven D.
I , bl. 515,
a) Zie Deel I , bl. 598. 3) Poerwä Lelänä.
4) Deze bijzonderheid vermeldt van Waey, t. a. p. blz. 169, met deze woor-
den: ¿Riet ver van de graven staan monsteraohtige pisangboomen, welker
onderstam ruim anderhalf el diameter hebben zal, en die voor het overige
uiterlijk met de gewone pisangboomen overeenkomen, hoewel ik mp niet
herinneren kan daaraan vruchten gezien te hebben.“ Men weet dat de pisangboomen
zioh vernieuwen door de jonge planten die gedurig uit den kruipenden
wortelstok uitschieten, en dat de oude stammen, als zij gebloeid en vrucht
gedragen hebben, worden weggekapt. Kan men zulke reusachtige pisangboomen
verkrijgen door den ouden stam te laten doorgroeienP Het bericht
klinkt als een fabel, maar zou misschien geloofwaardiger worden als het
duidelijker en beter toegelicht was. Wat verstaat de schrijver door „onderstam“
? Zijn ook de jonge spruiten rondom dezen stam opgeschoten als een
deel daarvan beschouwd?