
In de oude gesohiedenia van Java vervult Gresik eene voor-
name rol. Zij was reeds een gewichtige handelsplaats in het
Mâdjâpahitsche tgdvak, maar treedt vooral op den voorgrond in
den tijd der invoering van den Islam op J a v a , als woonplaats
der voornaamste zendelingen en middelpunt waarvan de prediking
nitging ‘). Als een gevolg daarvan bleef zij langen tjjd de zetel
eener dynastie van priestervorsten, wier macht allengs door de
vorsten van Mataram ondermijnd eh eindehjk vernietigd werd 2),
en nog heden geven de Astana of vorstelijke begraafplaats te
Gresik, en het heiUgdom op den heuvel Giriin de nabijheid der
stad, getuigenis van het aanzien eenmaal door die vorsten genoten.
De naam Grësik of Garsik schijnt een v a s t e n bo dem te
beteekenen, — hetzelfde dus als Tandes, dat in hoog-Javaansch als
de naam dezer stad wordt gebruikt, — en is vermoedeljjk daaruit
te verklären, dat te midden der strandmoerassen een strook harde
zandgrond voor de vestiging dezer plaats was gekozen 3). In de
zestiende eeuw werd Gresik veelvuldig door de schepen der
Portugeezen aangedaan4); de zonderlinge verbastering van den
naam tot Agasim, Agasin, Agasi of Agasai, waaronder de
stad bij hunne schrijvers voorkomt, staat aan de zekerheid
harer herkenning niet in den weg 5). De Nederlanders stichtten er
de eerste hunner factoriën in Oost-Java6); zij noemden de plaats
Gerrici, Gressic en het meest Grissee, wat tot heden degewone
vorm is gebleven. Ook maken onze oude schrijvers dikwijls gewag
van eene soort van voorstad of handelswjjk van Gresik, die zij
doorgaans Joartan noemen, een naam die waarschijnlijk uit
Djaratan of Padjaratan verbasterd i s 7); doch met het einde der
17 de eeuw verdwijnt deze naam geheel uit de geschiedenis.
Gresik heeft eene even schoone als günstige ligging. Het
verheft zieh op de noordoostpunt van den hoek die in het midden
• i) Zie Dl. I I , bl. 184—190.
2) D. I I , bl. 202, 256, 301 y ., 327, 354, 366, 388.
3) Zie Roorda, Jav. Wdbk. bl. 330, le kolom, verg. met van Hoëvell,
Reis. I , bl. 153.
*) D. I I , bl. 229 r . 6) D- I I , bl. 215, noot 4. e) D. I I , bl. 285.
i) X). h ) bi. 278, noot. P a d j a r a t a n beteekent in het Jayaansob beg
r a a f p l a a t s .
van het Nauw der etraat van Madoera vooruitspringt, aan den
voet van den in de geschiedenis der stad zoo gewichtigen heuvel
Giri, behooren'de tot eene reeks van kalkrotsen die zieh te midden
der uigestrekte strandvlakte verheft. De veilige reede wemelt
veelal van inlandsche, gedeeltelijk ook Europeesche en Ameri-
kaansche schepen, waarvan vele de gelegenheid tot vertimmering
zoeken op de hier aanwezige scheepstimmerwerven. Deze schijnen
echter vroeger van meer belang te zijn geweest dan thans. De
nog aanwezige, slechts twee in getal, zijn alleen voor het bouwen
en herstellen van kleine vaartuigen ingericht. De voornaamste
behoort aan een Europeaan, den heer Berest, de tweede, die vrij
onbeduidend i s , aan zekeren Hadji Mohammed '). Het strand neemt
te Gresik sterk door aanslibbing to e , zoodat het havenhoofd,
waaraan de schepen komen laden en lossen , van tijd tot tijd
verlengd is moeten worden en thans honderden schreden in zee
uitsteekt. Dit havenhoofd levert eene alleraangenaamste wandel-
plaats op, waar men de frissche zeelucht kan genieten en zieh
verlustigen in de schoone gezichten op de nauw een Duitsche
mijl verwijderde kust van Madoera, en op de reede van het nabij
gelegen Soerabaja, waarmede Gresik eene geregelde gemeenschap
door middel eener kleine stoomboot onderhoudt. Yoor eenige jaren
bevond zieh op het verst uitstekend gedeelte van dit havenhoofd
een houten koepel, die veel door de Europeesche ingezetenen
bezocht werd; of die nog bestaat, durf ik niet bepalen. Niet
minder fraai is het gezicht dat men uit zee op Gresik en den
heuvel Giri geniet; de hooge witte gevels der Europeesche wijk,
pikant afstekende tegen de roode pannen daken, het mastbosch
op de reede, en het lage, vlakke strand, geheel met vischvijvers
bedekt, roepen den Nederlander het verre vaderland in de her-
innering terug.
Gresik wordt dikwijls een s t a d j e genoemd; men denkt dan
echter slechts aan de Europeesche, ten hoogste ook aan de
Arabische en Chineesche wijken; want als men het dertigtal
inlandsche kampongs mederekent, die om de genoemde wijken
verspreid liggen, dan beslaat zij eene uitgestrektheid van wel 3
‘) Koloniaal Yerslag, 1878, bl. 221.