
gen aan het tusschen de districten Grati en Winongan gelegen
landgoed Kedawoeng. Het is het laatste particulière land dat ik
te vermelden h eb , het eenige in Pasoeroean en in den geheelen
Oosthoek. Sedert lang was het reeds aan de opvolgende komman-
danten van Pasoeroean in apanage overgegaan en door henvan
eene wildernis in vruchtbaar bouwland herschapen, toen het,
bij besluit van den Gouv. Gen. Daendels van 11 Juli 1808, in
eigendom werd afgestaan aan den Drost van Pasoeroean J . Hesselaar.
Het is thans onbekend of eenige voorwaarden aan den
afstand verbonden waren. Het land is groot 850 bouws en bevat
7 desa’8, met eene bevolking van meer dan 3000 zielen. Jaarlijks
worden ± 435 bouws met padi en 215 met suikerriet beplant;
ook wordt er katjang en tabak geteeld. De regeling van het
loon dat de bevolking voor hare diensten geniet, berust op onder-
linge overeenkomsten tusschen landheer en bevolking, die jaarlijks
vernieuwd worden. Het bezit der erven, wier opbrengst, evenals
die van alle tweede gewassen, aan de opgezetenen verblijft, is
individueel en erfelijk, zoolang aan de verplichtingen voldaan
wordt. De tegenwoordige eigenaar, de Heer G. Lebret, die in
1853 kooper van dit land werd, mag zieh beroemen dat onder
zijne bekwame leiding de inlandsche bevolking even welvarend als
tevreden is , en dat de teelt en fabricatie van suiker op Kedawoeng
resultaten levert, die op geheel Java hare wedergade niet vinden.
In 1864 bedroeg de productie 19,278 pikols of 95 pikols per
bouw, en ofschoon dit waarschijnlijk een exceptioneel günstig jaar
is geweest, is er alle grond om aan te nemen, dat ook sedert jaarlijks
uitkomsten zijn verkregen die het gemiddelde ver te boven gaan ).
Grati ligt aan den noordwestelijken voet van den Tenger,
welke hier geheel voor het oog bloot lig t, en is over geheel
Java en ook daar buiten bekend door de gezouten eendeneieren
die in aanzienlijke hoeveelheden vanhier worden uitgevoerd. Het
inzouten heeft eenvoudig plaats door de eieren te leggen in de
natte aarde (padak) der vischvijvers, die een sterk zoutgehaltc
heeft; de eieren zijn dan spoedig genoegzaam van zoutdeelen
l) Rapport omirent de particulière landergen beoosten de Tjimanoek, bl.
486 T. v. ff. X. 1871, I, bl. 123.
doortrokken. Deze kunstelooze industrie wordt ook elders op
Java uitgeoefend, maar nergens op zoo groote schaal en met zulke
uitstekende resultaten als te Grati en in het naburige Dawi ').
Natuurlijk kon dit het geval niet zijn indien niet de omtrek rijk
aan eenden was; maar de bevolking van het dorp ßandilan, tusschen
Grati en Dawi, wijdt zieh aan het fokken van meliwi’s, die in
groote vluchten op het nabijgelegen meer van Grati, de Eanoe
Kelindoengan, nederdalen. Intusschen i s , zegt men, die eendenteelt
thans eenigszins vervallen en begint de roem der Grati-eieren te
tanen. De inlanders schrijven dit toe aan het verdwijnen u ith e t
meer van een soort van worm, tjirit krätjä geheeten, die voor
deze vogels eene bijzondere lekkernij was 2).
Dat dit besloten meer, welks breede, kalme Spiegel de hooge
groene oevers en het berggevaarte waartegen het r u s t , in
scherpe trekken terugkaatst, van vulkanischen oorsprong is
behoeft na hetgeen ik daarvan reeds vroeger 3) gezegd heb,
nauw herinnerd te worden. Ook over de ikan leldh, de meer-
vallen, die zieh in grooten getale in het meer ophouden, heb
ik reeds elders gesproken 4). Maar zjjne grootste vermaardheid
dankt het meer aan de krokodillen die er zieh vroeger in moe-
ten hebben opgehouden, en met welke de hier wonende inlanders
op zeer vertrouwelijken voet omgingen. Het voornaamste
krokodillen-paar, Kjai Boedar en Njai Boedar, was in het bezit
van een gamelan, die bij bruiloften en besnijdenissen door de
bevolking geleend werd. Zij plaatste dan een eend op eenvlot,
om haar, onder het branden van wierook, als offerande aan de
krokodillen aan te bieden, met de woorden: „Kjai, ik zou zoo
gaarne uw gamelan leenen, omdat ik verlang mijn kind uit te
huwelijken,“ of „te laten besnijden.“ Kort daarna vond men dan
de instrumenten op het droge, en als ’s avonds een tandakpartij
gehouden werd, waarbij de gamelan werd geslagen, kwa-
men de krokodillen in menschelijke gedaante daarbjj toezien.
i) Bleeker, T. v. N. I. 1849, IX. 51; van Hoevell, Reis, II. 142; ßud-
dingh, R. O. I ., I , bl. 378.
a) J. Knebel, Een en ander over het meer van Grati, uit het Javaansch
overgezet, T. v. I. T. L. en Vk. XXVI, bl. 545.
3) D. I. bl. 61. 4) D. I , bl. 183.