
met desa’s en rijstvelden bedekt is. Daartusschen bieden de koffie-
tuinen en maisvelden eene bekoorlijke afwisseling; bloemen en
kruiden ontspruiten in eindelooze verscheidenheid den vruchtbaren
bodem, en de milde lucht wordt er met wellust ingeademd.
De vallei wordt, van het punt der vereeniging vanSerajoeen
Begaloe noordwaarts, nog eenigermate verengd door de läge heu-
velreeksen die zieh in den hoek tusschen de beide rivieren verheilen,
maar opent zieh wijd naar de oostzijde wanneer wij Wänäsä-
bä naderen. Terwijl zieh de top van den Sindärä juist in het
noordoosten vertoont, wijken zijne uitloopers vlak oost van Wänäsabä
aanmerkelijk terug, en daar de Soembing, wiens kruin oost ten
zuiden van de hoofdplaats verrijst, merkelijk verder oostwaarts ligt
en de hellingen van beide bergen naar het westen heen een breede
kloof vrijlaten, die eerst langzamerhand opstijgt tot den hoogen
rüg die beide verbindt, heeft men te Wänäsabä vooral in zuid-
zuidoostelijke richting eene uitgestrekte golvende vlakte voor zieh,
wier grootste breedte ongeveer acht palen bedraagt en die midden-
door wordt gesneden door den weg die , over Kretek en Semilir,
Wänäsabä met Sapoeran en het dal van de Bagäwäntä vereenigt.
Bijna recht oost van Wänäslbä verliest zieh de blik in de geheim-
zinnige spieet tusschen Sindärä en Soembing, die, daar zij een
oost-noordoostwaartsche richting krijgt, al spoedig door den berg
Loehoer, een zuidwestelijken voortop van den Sindärä, voor
ons oog wordt bedekt. Ylak achter Wänäsäbä stijgen de kalkbergen
van Leksänä in den Tjowet tot bunne grootste hoogte op ').
Aan deze onvergelijkelijk schoone ligging beantwoordt het
vriendelijk voorkomen der negerie, die tot de aangenaamste en
gezondste plaatsen van Java mag gerekend worden. Zij ligt op eene
hoogte van 800 meters boven de zee en heeft dus een koel klimaat,
bij uitnemendheid geschikt voor de teelt van Europeesche groen-
ten en bloemen. De aloen-aloen is groot ep van goede gebouwen
omgeven; achter de woning van den adsistent-resident is eene
uitmuntende badplaats met beerlijk koel water. Ten behoeve der
thee- en koffiecultuur zijn er groote pakhuizen gebouwd s). Het
>) Bleeker, T. v. N. 1850. I I . 156 v ; T. v. N I. 1860. I. 188.
J) Buddingh, N. 0 . I . , I. 206.
fortje echter, uit den tijd van den Java-oorlog afkomstig, heeft,
schoon lang in stand gehouden, tenlaatste den weggevolgd van schier
alle versterkingen tot beteugeling van een inlandschen vijand op
Java gesticht, en is in 1875 uit de rij der fortificatien weggevallen ’).
Onder de merkwaardigheden van Wänäsäbä nemen de sporen
der Boeddhawegen, die in den Hindoetijd naar de heilige priesterstad
op het plateau van den Dieng voerden, en die reeds
een weinig ten noorden van deze negerie aanvangen s) , de eerste
plaats in. Ik heb echter in het tweede deel van dit werk over
alles wat in deze streken uit oudheidkundig oogpunt belangrijk
is zoo uitvoerig. gesproken, dat ik th an s, met verwijzing
daarheen3), mij tot de vermelding van eenige natuurlijke merkwaardigheden
die zieh op den weg van Wänäsäbä naar het dorp
Dieng voordoen, wensch te bepalen. Ik zal echter dien 15' palen
langen weg thans niet verder volgen dan tot aan de zuidelijke
buitenhelling van den veeltoppigen ouden kraterwand waaruit
het Dieng-gebergte eigenlijk bestaat, dewijl wij den onuitputte-
lijken rijkdom van merkwaardigheden die binnen dien wand
besloten liggen, straks van de Banjoemasche zijde over het hoogland
van Karang Kobar zullen bereiken.
Nauwelijks hebben wij de hoofdplaats van Ledok verlaten, of
de weg overschrijdt de grens van het district Kali Alang, het
noordelijkste en belangwekkendste van geheel Bagelen. Langzamerhand
rijst de bodem van het dal, dat echter tot Mendjer
nog geheel met sawah’s bedekt i s , slechts hier en daar door
koffietuinen afgewisseld. De hellingen der bergen aan weerszijden
treden dichter naar elkander toe, de lijnen worden gedurig scherper
en grootscher. Menigvuldig, schoon meest nog weinig bekend,
zijn in de vulkanische streek die wij doorreizen, de minerale en
warme bronnen. Men vindt er reeds eene bij Mangli, in den on-
middellijken omtrek van Wänäsabä; maar meer bekend is de
warme bron Kali Anget, die twee palen van de hoofdplaats
dicht bij den weg gevonden wordt in een kleine beekkloof, welke
in west-zuidwestelijke richting over den vlakken voet van den
’) De Yaynes van Brakeil, Verdediging, bl. 295; Kol. Yersl. van 1876, bl 39,
■) D. I I , bl. 55. 3) D. I I , bl. 49—67.