
van een verkoophuis van oude Europeesche meubelen.. Het dorp
is zeer regelmatig aangelegd, met rechtlijnige straten, die aan
beide zijden met aaneengeschakelde huizen bebouwd zijn. In
bekoorlijkheid van ligging en indrukwekkende grootschheid der
omgeving doet het voor Trogong niet onder, en als het middel-
punt der wegen van Limbangan is het de meest geschikte plaats
om tot uitgangspunt te dienen voor het bezoeken der voornaamste
merkwaardigheden waaraan het kleine regentschap zoo rijk is ’)•
Wij beginnen met het bezoek van twee merkwaardige dorpen,
Tji Ela en Tji Boeroei, beide in het district Panembong gelegen.
Om Tji Ela te bereiken volgt men den 13 palen langen weg
naar Tji Gedoeg, die een zuidwestelijke' richting heeft, maar
verlaat dien bij den 7den paal, waar een voetpad van een paal
lenkte längs het kleine meer Tji Gembor en om den voet van
een heuvel heen naar de kampong voert. Zij bevat slechts een
klein aantal huizen, evenwijdig tegenover elkander geplaatst,
maar onder deze trekt dadelijk eene woning de aandacht, omdat
zij zieh onderscheidt door de opgehoogde aarde die haar twee voet bo-
ven den grond verheft, door een met alang-alang bedekte voorpoort
en door een omheining van pluimriet en andjoewang"2), die haar als
een gewijde piek kenmerkt. Het huis wordt bewoond door zekere Nji
(of Njai) Agem, die als koe nt je n ofbewaarster der oude overblijf-
selen of poesaka’s, die er in een groote kist en twee doozen of
valiezen geborgen zijn, bij de bevolking in hoog aanzien Staat.
Deze overblijfselen zijn afkomstig van zekeren regent van Tim-
bang Anten, die den titel van Soenan Lawas Djaja voerde, en
voor ongeveer drie eeuwen hier, vermoedelijk in naam als vazal
van Mataram, maar met bijna onafhankelijkr gezag 3), het bestuur
in handen had. Tot zijn gebied behoorde, behalve het tegen-
woordige district Timbang Anten, ook het aangrenzende district
Panembong, waarin Tji Ela gelegen is. De hier aanwezige
poesaka’s zijn: een geelkoperen kanonnetje, vier krissen, het
ijzer eener lans, een wimpel met het dubbele zwaard dzoe’l-
1) Junghuhn, Java, II. 245; Croockewit in Gids voor 1866, II. 307.
2) Calodracon Jacguinii. Vgl. boven, bl. 209. s) Vgl. Gl. II , bl. 274 v.
faqär ') en eenige andere prullen; maar daaronder komt 4en
stulc voor dat zoowel voor de politieke als voor de cultuur-
geschiedenis van Java van zeer groot belang is. Het is een lap
grof katoen, waarop een kaart van West-Java tot aan Tjeribon
. en de Segara Anakan g'eteekend is. Het gebied van Timbang
Anten neemt het middenvak der kaart in en is buiten alle ver-
houding groot. Trouwens alles is daarop zeer wanstaltig getee-
kend, maar toch kan den vervaardiger eene in vele opzichten
juiste kennis van het terrein niet ontzegd worden. Het is hier
de plaats niet om over dit merkwaardig overblijfsel der Javaan-
sche oudheid in nadere bijzonderheden te treden; de heer K.
P. Holle heeft het, door de uitgave van een fac-simile op X der
wäre grootte, voor alle beoefenaars der Javaansche geschiedenis
en letterkunde toegankelijk gemaakt a).
Dit stuk placht voor de bewoners van Tji Ela en omstreken
een voorwerp van diepe vereering te zijn; het werd des avonds
vöör vrijdag door de koentjen, onder het prevelen van Arabische
gebeden en het branden van wierook, voor de oogen der buiten
het huis staande bevolking ontrold,en was overigens voor ieder,
wie hjj ook zijn mocht, volstrekt ontoegankelijk, daar de Nji
Agem de overtuiging wist levendig te houden, dat iedere tekort-
koming in eerbied voor de heilige poesaka’s met zware rampen
zou gestraft worden. Zelve bevond zjj zieh zeer wel bij het ont-
zag dat zij wist in te boezemen. Haar huis en erf werden
kosteloos door de bevolking onderhouden en zij bezat een over-
vloed van huisraad, door geschenken bijeengebracht.
Maar ook in het afgelegen Tji Ela is de geest der nieuwere
tjjden doorgedrongen. Het vroeger zoo woest en eenzaam oord
waarin het dorp ligt, is'welvarend en volkrijk geworden, sedert
de heer Holle in 1862, in de onmiddellijke nabijheid dezer plaats, de
theeonderneming Waspada stichtte, die later door toevoeging
') De dzoe’l-faqär, het beroemde zwaard van Ali, komt in den Ind. Archipel
dikwijls op vlaggen en dergelijke voor. Zie Juynboll, „een Atjineesche
vlag,“ in T. v. H. I. 1873, I I , bl. 331, 336.
2) Dit fac-simile komt voor in deel XXIV van het T. v. T. L. en Vk. v.
X. I. De toelicbtende aanmerkingen van den heer Holle leest men aldaar,
bl. 168—176. De origineele kaart is 215 bij 90 centimeters groot.