
bewoonden kraton. Deze is een steenen, met pannen gedekt ge-
bouw, dat geheel het voorkomen van een gewoon Indo-Euro-
peesch huis heeft, maar is toch, op de wijze van een inlandsch
vorstenverblijf, omgeven door bijgebouwen, geplaveide pleinen,
voorhoven en vruchtboomen, terwjjl rondom dat alles een hooge
witgepleisterde muur is opgetrokken, die door vier poorten toe-
gang verleent. De receptie-pandäpä verdient lof zoowel wegens
hare hoogte en ruimte, als wegens den goeden smaak waarmede
zg gemeubileerd is. Het schoonste van Pamakasan zijn echter
de lanen van tamarinde-boomen en kokospalmen, die de toegan-
gen tot de plaats vormen.
Een weinig ten zuidwesten van Pamakasan ligt een suikeronder-
neming, Tödjah geheeten, die als de eenige landbouwonderneming
van Europeanen op geheel Madoera melding verdient. Tedjah is
omstreeks 1835 met behulp van een Europeaan door den toen-
maligen Panembahan gesticht, maar toen Pamakasan Gouvernementsland
geworden was, in eene op contract met het Gouvernement
werkende onderneming veranderd. Na afloop van het
contract in 1872 is deze voortgezet op vrij willige overeenkomst
met de bevolking. De met suikerriet beplante velden behooren
deels tot Boender, deels tot Köta1).
Van Pamakasan gaat een weg van 10 palen noordwaarts naar
Gantenan, dat ook oostwaarts verbonden is met den weg
die, zooals wij boven zagen, van Galoe in Soemenep naar de
grensplaats Lebak gaat. Hier hebben wij weder de streek der
dorre, kale kalkheuvels bereikt, waardoor ook grootendeels het
14 palen lange pad van Gantenan naar Tamboeroeh aan het
Noorderstrand voert. De grootste hoogte, hoogstens 300 meters,
bereiken deze heuvels een paal ten noorden van Gantenan;
vandaar loopt het land min of meer glooiend a f, zoowel naar het
Noorder- als naar het Oosterstrand J).
’) De gesehiedenis dezer onderneming vindt men bij van Yleuten, t.a . p .,
bl. 24 en 87.
5) Van Yleuten, t. a. p., bl. 4 j Hageman, T. v. KT. L 1858. I. 837, schat
de hoogste heuvelen in Pamakasan op sleohts 100 voet, en dit is nog te hoog
als de opgaven bij v. Hoevell, Reis, II. 40,.omtrent de afzonderlijke toppen
juist zjjn; maar blijkens de resultaten der topographische opneming zijn de
De groote weg gaat van Pamakasan zuidwestwaarts en komt,
na 5 palen, te Brantah, weder in de nabijheid van het strand,
dat hg nu tot Sampang blijft volgen. Brantah heeft vele en dicht
bijeenstaande huizen, maar nagenoeg geen geboomte. Ook daar
plachten de zoutpannen zieh palen ver längs het strand uit te
strekken, en zjjn ze slechts gedeeltelijk als vischvjjvers overgeble-
v en ; de bevolking leeft schier geheel van de vischvangst en bezigt
daartoe een groot aantal prauwen. In de nabijheid van Brantah
wordt, op den grond der desa Larangan Tokol, eene plaats aangetrof-
fen waar, als men putten van een paar voet diepte graaft, ontvlautbare
gassen uit den bodem opstijgen. Wegens de nabijheid der kust
en het belang der reede van Brantah, is men op het denkbeeid ge-
komen om deze vuurbron als natuurlijk kustlicht te gebruiken, en tot
dat einde de vlam door eene trechtervormige pijp op te voeren ’). Of
daarvan ooit iets gekomen i s , heb ik niet kunnen nagaan.
Brantah is de laatste belangrjjke desa van Pamakasan 5) , het
vier palen verder liggende Tandjoeng, insgelijks een groot vis-
schersdorp, waarbij een rivier van 40 ä 50 voet breedte in zee
v a lt, behoort reeds tot Sampang.
Het onderregentschap van dien naam is al niet veel belang-
rijker dan Pamakasan. Beeds lang vöör de tegenwoordige orga-
nisatie 3) was het een eenigszins zelfstandig deel van het rijkje
Bangkalan, en bestond uit de Köta en de Ommelanden; maar
hetzelfde was ook het geval met Balöga, en in de gesehiedenis
van het eiland Madoera komen beide köta’s als vorstenzetels
voor 4). Nevens deze beide landschappen bestond Bangkalan zelf
eveneens uit de Köta en de Ommelanden, maar bovendien ook
nog uit de landschappen Lambang lor, Lambang tengah en
Lambang kidoel6) , waarvan ligging en grenzen zoo het schijnt
ongeveer dezelfde waren als van de tegenwoordige districten
bergen van Madoera over het algemeen aanzionlijk hooger dan men ze
vroeger heeft voorgesteld.
') N. T. v. N. I XXIV. 468, 488.
3) De grens van Pamakasan is op de kaart van Madoera in den Atlas van
Ned. Indie, althans in het zuiden, te ver westeljjk getrokken.s) Zie boven, bl. 893,
4) Zie D. I I , bl. 813 v., 852, 408 v., 524 v.
5) Hageman in T. v. N. I. 1858, I. 343.