
door zand en aarde tot eene massa samengepakt, en hebben veel
overeenkomst met de heuvels welke wij vroeger aan den voet van den
Galoenggoeng opmerkten "). Ongetwjjfeld zijn deze hoogten door
eene uitbarsting van den Soembing gevormd en de verbrijzelde
noordoostzjjde van zijn kratermnur wijst duidelijk op de plaats
van waar de steenen herkomstig zijn. In de oogen der Javanen
echter waren die steenhoopen eenmaal rijsthoopen, die door eene
vertoornde godheid in steenen veranderd zijn 2).
Van Temanggoeng voeren twee wegen naar het aan den noor-
delijken voet van den Soembing gelegen Parakan, de hoofdplaats
van het district Kadoe. De groote of militaire weg loopt over
het dorp Kadoe, dat aan bet district zijn naam geeft, beschrijft
daardoor een boog en is 7* paal lang; de tweede, die de koorde
van dien boog vormt, bekort den afstand tot 51 paal. Parakan ligt
W. N. W. van Temanggoeng, aan den noordelijken voet van
den Soembing en dicht bij de grens van het district Djetis, en
is een aanzienlijke desa met schoone ligging, waterrijke rijst-
velden en talrijke bevolking. Vroeger was het dorp schier ge-
heel door Chineezen bewoond, die hunne huizen omringd hadden
met hooge muren, opgetrokken met de steenen die door de beken
worden afgevoerd, waardoor de Chineesche buurt uit kleine ves-
tingen samengesteld scheen 3). Nog altijd is hier de Chineesche
bevolking talrijk en in een afzonderlijke kampong vereenigd. De
groote weg gaat van Parakan in zuidwestelijke richting, tnsschen den
voet van Sindärä en Soembing en over den rug die beide ver-
bindt, naar de grens van Kadoe met Bagelen. De afstand be-
draagt 7 i palen. Vooral bij den blik achterwaarts zijn de panorama’s
die men geniet, boven alle beschrijving schoon en liefelijk.
Het vervolg van dien weg door de residentie Bagelen leerden wij
reeds vroeger kennen 4).
Een tweede weg voert van Parakan in noordwestelijke richting
längs den voet van den Sindärä naar Ngadiredjä, vroeger het
hoofddorp van het district Kadoe (51 paal). Van deze desa zet
’) Zie boven bl. 342. 2) Junghuhn, Reise , S. 324.
3) Junghuhn, J a v a , II. 293; de residentie Kadoe. 79.
4) Zie boven, bl. 458.
zieh de groote weg in nagenoeg noordwaartsche richting over
Moentoeng voort tot Tjandi Rätä, het hoofddorp van het district
Lempoejang (5 palen), en van daar tot Bedjen aan de Samarang-
sche grens, vanwaar men nog 3 | paal tot het ons reeds bekende
Seläkaton heeft af te leggen ’)• Deze weg, die van Moentoeng af
over het Djamboe-gebergte voert, is op sommige plaatsen moeilijk
met rijtuig te passeeren. Genoemd gebergte wordt hier in de
richting van Z.O. naar N.O. doorsneden door de valleien der
Kali Poepoe, Kali Loetoet en Kali Logoeng, die alien op de
hellingen van den Prahoe ontspringen. Laatstgenoemde maakt de
grens uit tusschen het district Lempoejang en het Kendalsche
district Seläkaton. De ten zuiden van haar stroomende Loetoet
beschrijft over de laatste helft van haren loop de zuidoostgrens
van een lange tot Kadoe behoorende landtong, die palen ver m
het gebied van Samarang vooruitdringt, en vereenigt zieh aan de
uiterste spits daarvan met de Logoeng, om te zamen de vroeger be-
schreven Kali Bodri te vormen 2). De Kali Poepoe eindelijk, de
zuidelijkste der drie, in wier te dezer plaatse aanmerkelijk verbreed
dal Tjandi Rätä gelegen is, vereenigt zieh met de Kali Logoeng
bij de desa Tempoeran, ongeveer in het midden van dat gedeelte
van haren loop waarin zij, op de beschreven wijze, de grens
tusschen Kadoe en Samarang vormt. Op 7* kilometer rechten
afstand ten westen van Tjandi Rata ligt, tusschen de Logoeng en de
Loetoet, op de helling van den Prahoe, het dorp Gedong, van welks
oudheden reeds met een woord werd gesproken 3). Op een plateau
van eenigen omvang moeten er nog overblijfselen van eene
verzameling van beeiden voorhanden zijn, ofschoon de belang-
rijkste stukken sedert lang naar Seläkaton, Kendal en Temanggoeng
vervoerd werden. De Regent te Temanggoeng zal wellicht
nog in het bezit zijn van een Banaspati, door onze berichtgevers
met een Medusa-hoofd vergeleken, die van Gedong derwaarts is
overgebracht, en daar zulke Banaspati’s doorgaans als kroonstuk-
ken boven een ingang of nis geplaatst werden, is het waar-
schijnlijk dat Gedong in vroeger tjjden met een tjandi geprijkt
’) Vgl. boven bl. 478. 2) Boven, bl. 481. 3) Boven, bl. 479.
III. 83