
lang in onrust hield, totdat hij in faanden eener Nederlandsche
kolonne viel en een krijgsraad hem ter dood veroordeelde ’). Na
1850 zijn in Banten van tijd tot tijd nog wel samenspanningen
voorgekomen, maar zij zijn altijd tijdig ontdekt; ernstige rust-
verstoringen hebben niet meer plaats gehad, en de welvaart der
bevolking is langzamerhand veel vooruitgegaan en op hechter
grondslag gevestigd ’).
Het dorp Tji Kandi heeft längs de rivier gemeenschap met Tanara,
de hoofdplaats van het gelijknamige district, nabij den mond der
rivier, in een moerassige en ongezonde landstreekgelegen. Deze
plaats, vroeger bekend door hare zoutpannen en haar hoofddepot van
zout, heeft hare beteekenis grootendeels verloren, sedert de aan-
maak van zout ingekrompen en eindelijk tot Soemenep op Madoera3)
beperkt werd. Thans is er nog slechts een gewoon pakhuis voor
den zoutverkoop onder een Europeeschen pakhuismeester, terwijl
er eenige weinige Chineesche kooplieden gevestigd zijn. Ook het
Sultanskanaal, dat een weinig boven Tanara db gemeenschap der
rivier van Tji Kandi, aan hären mond ook rivier van Tanara
genoemd, met Pontang aan de rivier Tji Oedjoeng onderhield
en aan welks oevers eenmaal de stad Tirtajasa bloeide 4) , heeft
alle beteekenis verloren en is zelfs sedert 1862 geheel voor de
scheepvaart gesloten 5). In het geheel is de vroeger zoo uitgebreide
handel van Banten in diep verval geraakt, de eenmaal zoo
bloeiende hoofdplaats zelve is ontvolkt en in puinhoopen ver-
keerd, de läge en ongezonde noordkust is grootendeels verlaten,
en de betrekkelijke welvaart die thans in de residentie heerscht,
is zij niet aan het verkeer met overzeesche gewesten, maar aan
de ontwikkeling van hären landbouw verschuldigd.
Yan Tji Kandi voert de postweg naar Onderandir aan de Tji
Oedjoeng, welke rivier hier eene aanzienlijke breedte heeft. De
') Van Rees. "Wachia, Taykong en Amir. 1—88.
*) Regeeringsverslag 1869, bl. 3, 1871, bl. 3, 1872, bl. 2, 1873, bl. 4,
1874, bl. 2 , 1875, bl. 2.
3) Zie D. I , bl. 623. Over den vroegeren zoutaanmaak in Banten zie
Resume, 32. 4) Zie Dl. I , bl. 75, Dl. I I , bl. 392, 401.
s) Resume, 53.
overtocht geschiedt op dezelfde wijze als op de Tji Kandi, daar
ook hier de soms zoo geweldige stroom het leggen eener brug
heeft verhinderd. Na nogmaals te Tji Tarap van paarden ver-
wisseld te hebben , bereikt men längs een aangenamen, over gol-
venden bodem loopenden en een fraai gezicht op de bergen van
Bantens noordwesthoek biedenden weg, het bevallige Serang,
door Daendels in 1808 tot hoofdplaats der residentie verheven *)
en längs den postweg 18 palen van Tji Kandi en 57 van Batavia
verwijderd.
Serang is gelegen in het midden eener uitgestrekte vruchtbare
vlakte en heeft met zijne nederige daken en bekoorlijke plant-
soenen al het aanzien van een schoonen tuin. Het is op kleine
schaal het evenbeeld van Nieuw Batavia en Staat tot de oude,
ruim zes palen verwijderde hoofdstad Banten in eene soortgelijke
verhouding als het nieuwe Batavia tot het oude, behalve dat
Banten nog veel meer dan dit laatste verlaten is. Ofschoon Serang
niet meer dan 31 meters boven de zee verheven is , ademtmen
er een veel zuiverder lucht in dan aan het strand; het is
dan ook niet twijfelachtig of dit is de voorname reden van de
verplaatsing van den zetel des bestuurs der residentie geweest.
E r werd een ruim en smaakvol ingericht residentiehuis gebouwd,
omgeven door een fraaien tuin. Daarnevens verrezen de door-
gaans zeer nette, deels steenen, deels houten huizen der Euro-
peanen, grootendeels ambtenaren en officieren, ofschoon ook enkele
particulieren zieh hier vestigden. Meer en meer volgden ook
Chineezen en inlanders dat voorbeeld; van de bonte bevolking
die vroeger de handel naar Banten gelokt had, kwamen niet
weinigen zieh te Serang nederzetten, en hunne bamboezen woningen
werden er aangelegd in meer geregelde straten, dan bijna ergens
elders op Java het geval is.
Het middelpunt van Serang vormt een uitgestrekt plein of
aloen-aloen, omstreeks 200 meters breed en 320 meters lang, met
gras begroeid en beschadnwd door de breede takken van eenige
waringins en door een reusachtigen tamarindeboom, onder den
naam van „boom van Daendels“ bekend. Aan de noordzijde van
') Zie Dl. I I , bl. 552.