
i s 1). Een weinig lager, bij Karang Redjä, hoofdplaats van het district
Pakoentjen, vereenigt zy zieh met hare voornaamste zijri-
vier, die bij een lästige verscheidenheid van namen bekend is
en nu eens Kali Ngräwa, dan eens Kali Toeloeng Agoeng, dan
weder Kali Bening genoemd wordt, soms ook verward wordt
met de Kali Bendä of Kali Trenggalek, die eigenlijk een zijtak
van haar is waarmede zij zieh eenige palen boven Toeloeng
Agoeng vereenigt, voorts in hären bovenloop tot hare vereeni-
ging met de Kali Bendä ook Kali Tjampoer wordt geheeten, en
eindelijk, vooral bij oudere schrijvers, van hären oorsprong af de
rivier van Kediri genoemd en dan als de eigenlijke hoofdrivier
beschonwd wordt, die, zooals men zieh uitd ru k t, bij Karang
Redjä de Brantas opneemt. Voor dit laatste pleit dat werkelijk
de rivier, wanneer wij haar als de voortzetting der Brantas beschou..
wen, na de vereeniging aanmerkelijk van richting verändert, maar
daarentegen de noord-noordoostelijke strekking van de Kali
Ngräwä in haar geheelen verderen loop door de Residentie blijft
behouden. Doch de Kali Brantas, die bij de vereeniging reeds een
veel längeren loop achter zieh heeft, moet niettemin, naar onze
Europeesche wijze van zien, als de eigenlijke hoofdrivier beschouwd
worden. En dit is dan ook thans bij onze geografen algemeen
in zwang, terwijl de naam „rivier van Kediri“ slechts op vage
wijs als een eynoniem van den naam Kali Brantas, althans in
baren middenloop, beschouwd wordt.
De Kota Kediri ligt hoofdzakelijk op den rechter- of oostelijken
oever der rivier. Alleen het residentiehuis, de bureaux en pakhui-
zen, het fort of blokhuis en eenige der voornaamste Europeesche
huizen liggen aan den linkeroever, en wel aan den grooten weg
längs welken wij de stad binnenkomen, en die hier met lommer-
rijk geboomte is beplant en een schoon uitzicht biedt op den
Wilis. Tegenover het blokhuis ligt over de rivier eene brugvan
165 meters lengte, zeker eene der längste van Java. De rivier
heeft een snellen stroom en hare bandjirs hebben meer dan eens
‘) Zie Rigg, Tour from Sourabaya through Kediri enz., in Journ. of the
Ind. Archip. III. 202. Volgeng dien schrijver zou de rivier den naam van
Kali Ngoedjang dragen van de grenzen van Malang af.
aan de brug groote schade toegebracht. Bij de uitbarsting van
den Keloet in 1848 werden de palen waarop zij rustte, althans
in het midden, door de met tak en wortel medegevoerde zware
boomstammen geheel vermeid. Men heeft toen de in stand ge-
bleven deelen met elkander verbonden door een soort van hang-
brug van gevlochten bamboe, die echter slechts als noodbrug
moest dienen, en in 1856 is een aanvang gemaakt methetbou-
wen eener steenen brug met negen bogen, die, bij gebrek aan
werkvolk, jaren lang onder handen is geweest, zoodat ook de
houten brug moest worden in stand gehouden !).
Het residentiehuis is fraai en ruim; of in den aangrenzenden
tuin de verzameling van Hindoebeelden, door verschillende oudere
reizigers vermeld, nog gevonden wordt, durf ik niet bepalen,
daar zooveel van dergeljjke zaken in den laatsten tijd naar Batavia
vervoerd is 2). De beeiden waren allen klein, slechts twee,
hoogstens drie voet hoog; een Boeddha-beeld, een nandi en de
kop van een naga of slang stonden daar vreedzaam naast elkander.
Een kwart paal ten zuidwesten van het residentiehuis
staat op een kleine droge piek te midden der sawahs en onder
de schaduw van een prächtigen waringinboom een groep van
drie Hindoe-beelden, waarvan het voornaamste, een manneljjke
godheid voorstellende, zes voet hoog en onder den naam van
Artjä Goeroe, het beeid van den leermeester, bekend is. De beide
andere, uit hetzelfde steenblok gehouwen, zijn vrouwelijke figuren
aan weerszijden van het hoofdbeeld geplaatst en nauwelijks tot
aan zjjne heupen reikende. Men gist dat het inahnelijke beeid een
Yischnoe moet voorstellen, maar het is zeet geschonden. Het
beeldhouwwerk is niet zonder Verdienste, schoon het onderdoet voor
dat van Prambanan. In de nabjjheid liggen ook eenige Mohamme-
') Tan Wales in T. v. N. I. 1874, II. 472; Rigg t. a.p. bl., 89; Bleeker
in T. v. N. I. 1850, I. 168 (waar 260 voet naar ik vermoed een drukfout is
voor 560 voet); Buddingh, K. 0 . 1., I. 360; d’Almeida , I. 290; Aardr. en Stat.
'Wdbk. art. Kediri-, Kol. versl. voor 1856, Biji. I, bl. 47, 1857, Bjjl. I , bl.
46, 1858, Bjjl. L , bl. 118. Uit de latere regeeringsvsrslagen blijkt niet dui-
dehjk of de bogenbrug ooit is gereed gekomen.
a) Zij waren aanwezig toen d’Almeida omstreeks 1863 Kediri bezocht. Life
in Java, II. 291.