
"Wy keeren nu van onzen uitstap naar Java’s Westhoek naar
Patoedja terug en trekken vandaar längs het strand naar Men-
tojong, aan den mond der gelijknamige rivier, en vervolgens, over
den zieh hier tot een vrij uitgestrekte vlakte verbreedenden kust-
zoom, naar Binoeangan, dat aan de overzijde van de Tji Binoeangan
reeds in de afdeeling Lebak is gelegen. Deze afdeeling is nog
uitgestrekter dan het Wester-regentschap, maar even schaars
bevolkt en bebouwd. Van hare vijf districten maken wij het
eerst kennis met Tji Langkahan, dat zieh in het zuiden der
afdeeling längs het strand van den Oceaan uitstrekt. De hoofd-
plaats, mede Tji Langkahan geheeten, ligt nabij den mond van
een gelijknamige, breede en vischrijke rivier, die men met een
vlot overvaart, en niet ver van het uiteinde van den breeden,
vlakken kustzoom, die by Mentojong begint. Het plaatsje levert
niets bijzonders o p , maar doet zieh lachend en vriendelijk voor.
De aloen-aloen is omplant met schoone tamarinde-boomen en wordt
gesneden door een recht, breed p ad , dat aan weerskanten door
klapperboomen belommerd is. Echter heeft Tji Langkahan den
naam van zeer ongezond te zijn.
Het is hier dat in Augustus 1823 de natuurkundige van Hasselt
werd aangetast door eene ziekte, die hem noopte zoo spoedig
mogelyk naar Buitenzorg terug te keeren. Hij volgde op de reis
den weinig bekenden ') weg längs het zuiderstrand tot aan de
Tji Barenoh, die op dat oogenblik zoo gezwollen was, dat de
overtocht slechts met ongeloofelijke krachtsinspanning en groot
gevaar werd volbracht. Een vlot van bamboe werd daartoe gereed
gemaakt en vier inlanders waagden moedig het lijf aan den on-
stuimigen stroom, om al zwemmende het uiteinde van den langen
rotan waarlangs het vlot zou worden overgevoerd, naar den anderen
kant te brengen. De reeds uitgeputte zieke bracht er het
Palembang-punt gegeven. Het schijnt evenwel dat men daarvoor Tg. Sanghjang
Iroeng moet schrijven, en dat daarentegen de eerste noordwestelijk yan haar
gelegen rotspiramide Karang Sanghjang Sirah heet. Iroeng beteekent neus
en sirah hoofd.
i) De heer Koorders yemam in 1864 yan den koewoe yan Tji Barenoh,
dat hier nooit Europeanen geweest waren, met uitzondering eener dame, die
in 1855 yan Soekaboemi naar Banten reisde.
veege leven af en bereikte zelfs nog Buitenzorg, maar bezweek
den dag nadat hy daar was aangekomen.
Ook wjj volgen om van Tji Langkahan naar Tji Barenoh aan de
gelijknamige grensrivier met dePreanger te komen, aanvankelijk
het strand, doorwaden de ondiepe Tji Pager, gaan verder over een
vlak, meest door laag kreupelhout, soms door hooge boomen
beschaduwd duinpad, op geringen afstand van de z ee, en trekken
tal van riviertjes over, waaronder de Tji Djompo dicht
bij den weg een kleinen, maar schilderachtigen waterval vormt.
Nadat wij de Tji Sidekan zijn overgegaan, begeeft ons het pad
en moeten wij een halven cirkel beschrijven over rotsbrokken
en klipspitsen, die bij hooge zee in het geheel niet te passeeren
zijn. Vervolgens komen wij aan de diepe, maar toch onbevaarbare
Tji H a ra , wier breeden, helderen, door de klappers en ander
geboomte van een verlaten kampong belommerden stroom wij
met een vlot overgaan. Aan de overzijde hebben wij den steilen,
naar zee vooruitspringenden berg van Tandjong Tji Hara te be-
stijgen, en genieten van de hoogte een schoonen terugblik op
den afgelegden weg. Längs woeste en stoute klippartjjen zetten
wij ons pad weder vlak längs zee voort, en bereiken weldra de
breede maar ondiepe Tji Mandiri, die wij, even als een menigte
kleinere stroompjes, zonder moeite of gevaar doorwaden. Nu
komen wij spoedig in het gebied van de grootere Tji Sii'h, die
zieh op kleinen afstand yan hären mond met de Tji Mantjak
vereenigt en daarna met verbazende snelheid naar zee stroomt,
zoodat de overtocht vaak slechts met veel moeite en beleid kan
volbracht worden. Ook de nu volgende Tji Madoer moeten wij
met een sasak overgaan, waarna wij aan de overzijde de
aanzienlijke in een kom gelegen kampong B a jah ') bereiken. Die
kom wordt, op ongeveer een paal afstands van het strand, gevormd
’) Zoo noemt Koorders deze kampong, bl. 309, 310, in overeenstemming
met Junghuhn’s kaart. Zjj is echter klaarblijkelijk dezelfde, die bij Bik, bl.
260, kampong Madoer wordt genoemd, en wier bevolking hij beschrijft als
eene kolonie uit het Buitenzorgsche Djasinga. De kaart van y. d. Velde onder-
scheidt een kampong Bajah en een kampong Madoer, welke laatste bijna
vlak aan het strand zou gelegen zijn; maar Koorders kent geene kampong
van dien naam, en met het Madoer van Bik komt de ligging in het geheel
niet overeen.