
tusschen Buitenzorg en de Preanger aanwjjst, staken wij voor
het oogenblik onzen denkbeeidigen tocht, en na te voet längs
bergpaden, die als door een in het groen uitgehouwen tunnel
voeren, tot Toegoe te zijn afgedaald, keeren wij längs den postweg
terug tot nabij Tji Binoeng, om daar den zij weg in te slaan, die
in de eerste plaats naar het land Tji Trap voert. Dit land, waar-
van weder het huis een schoonen blik op den Pangerango en den
zieh schier geheel daarachter verbergenden, maar toeh aan zijn
rookzuil erkenbaren Gede vergunt, omvat een groot deel van het
district Tji Binoeng en is merkwaardig om zijne minerale bron, die,
als zoovele andere, den naam draagt van Tji Panas, die eenvoudig
„warm water“ beteekent. Deze bron weit op uit eene kleine spieet
in het rotsgesteente op ongeveer de halve hoogte der noordelijke
helling van den Goenoeng Pantjar, een voorberg van den Mega-
mendoeng, in het zuiden van het district Tji Binoeng. De berg
is omstreeks 700 meterB hoog, heeft den vorm van een suikerbrood
en is, behalve waar hij zieh aan den Megamendoeng aansluit,
van alle kanten op grooten afstand zichtbaar. Het water dat in
zijn loop een bruinrood bezinksel, voornamelijk uit ijzeroxyde
bestaande, achterlaat, wordt ten laatste opgevangen in een ge-
metselden bak, die als bad dienst doet, en waarbij ten behoeve
der Europeanen, die het even als de inlanders tegen rheumatische
pijnen aan wenden, op last van den landheer een bad-
huis van planken is opgeslagen. Op een afstand van 83 eilen
loopt, evenwijdig met het warme water, een koude beek, wier
vocht in een afzonderlijken bak naast eerstgenoemden wordt ver-
zameld. Het water kan van den eenen bak in den anderen gela-
ten en alzoo steeds op de verlangde temperatuur gebracht worden ').
Den naar het landhuis van Tji Trap leidenden weg , aan de
overzijde der Tji Lingsi, die de districten Tji Binoeng en Tji
Baroesa scheidt, in noordoostelijke richting vervolgende , komt men
eerst aan het land Kelapa Noenggal, bekend door de vogelnest-
grotten van den tot aan zijn top met zwaar geboomte bedekten
berg Karang, die een jaarlijkBche opbrengst van 26 ä 30 pikols
leveren, en waaronder vooral de Goewa Gadjah (Olifants-
1) Maier in N. T. v. N. I. XXIX. 76; vgl. ald. XX. 107.
grot) vermaard is, wier naam ontleend is aan de gedaante van
een ruwen steen die in het diepst harer gewelven rust ‘). Yer-
volgens komt men aan het land Tji Lingsi, vanwaar men of, in
dezelfde richting voortgaande, bij Nagrog den Krawangschen weg1)
bereiken, öf, een westwaarts loopenden weg inslaande, de gelijk-
namige hoofdplaats van het district Tji Baroesa bezoeken kan.
Daarna, zieh een weinig zuidwestwaarts wendende en de rivier-
tjes Tji Pamingkies en Tji Beet overgaande, nadert men Tegal
Waroe in Krawang. Sedert de Tegal waroesche landen tot Kra-
wang gebracht zijn, maakt de Tji Beet tot aan hare vereeniging
met de Tji Taroem, in plaats .van deze, de oostelijke grens van de
residentie Batavia tegen Krawang uit. Längs de Tji Beet, die voor
kleine prauwen of vlotten bevaarbaar is, en verder längs de Tji
Taroem zelve, worden groote hoeveelheden houtskool van deugdzame
hoedanigheid, uit de uitgestrekte bosschen van Tji Baroesa en het
verder zuidwaarts aan de hellingen van het gebergte gelegen Tji
Mapak verkregen, naar Batavia vervoerd. Zij worden vooral gewonnen
van de hier zeer menigvuldige rengas-boomen (Gluta Benghas),
nevens welke ook de rasamala, a rak , angriot3) en andere deugd-
zaam timmerhout leverende boomen, zelfs de djatiboom niet uit-
gezonderd, in die grootendeels nog woeste streken voorkomen 4).
Om ook met de westelijke districten van Buitenzorg, Paroeng
en het aan Banten grenzende Djasinga eenigszins kennis te ma-
ken, werpen wij ten slotte nog een vluchtigen blik op hetgeen
wij daarvan kunnen waarnemen, wanneer wij den weg volgen
‘) Oosterling, II. 2. 75; Olivier, Land en Zeetogten, I. 192.
3) Zie bl. 40.
3) Liquidambar Altingiana, Vitex pubescens, Quercus lineata.
4) De landen Kelapa Noenggal, Tji Lingsi, Tji Baroesa, Tji Pamangkies
en Nambo Tji Mapak behooren thans allen aan den beer J. “W. Arnold, die
dus eigenaar is van bet gebeele district Tji Baroesa. Vroeger zijn zij nog
allen te zamen met Tji Trap vereenigd geweest. Zie Teenstra, Ned. Overz.
Bezitt. 132. Het sebijnt dat bet land Nambo (of Denambo), waarvan de naam
in den Regeerings-almanak voor 1878, bl. 332, met dien van Tji Mapak Verbünden
wordt, aan de overzijde van de Tji Beet en hären zijtak de Tji Omal
in bet Tegalwaroescbe is te zoeken. Wat ik eobter bij Kussendrager, Java.
66. 83, Teenstra, t. a. p. 132, 137, v. d. Aa, Ned. O. Indie, III. 54, Aardr.
en Stat. Wdb. v. N. I. art. D6 Namba,- over dat landgoed en voormalig
district lees, kan ik niet met elkander en met de bestaande kaarten rijmen.