
ondiepten, dan weder, bij hooge vloeden, door het met kracht
uit zee opkomende water bemoeilijkt ').
De linkeroever der rivier is niet ver verwijderd van den
zuidelijken voet der nog met eenige overhlijfselen van djatibosch l)
getooide kalkheuvelen die het noorderdeel van het regentschap
Sidajoe bedekken; doch aan de rechterzijde van den stroom strekt
zieh de vlakte uit over het zuiderdeel der drie districten van
Sidajoe en over het voormalige Lamongansche district Bengawan
djero. Zij wordt hier besproeid door een net van riviertjes, waarvan
de Kali Lamong lor en de Bengawan djero de voornaamste zijn.
De eerste is de af watering van de Rawa Lamong, meer zuid-
waarts in het Lamongansche district Lingkir gelegen, maar
voedt zieh ook met het haar door verschillende spruiten toe-
stroomende water uit de Rawa Sekaran en Rawa Boeloe, die
in het zuiden van Pridjek gevonden worden. Zij stört zieh in de
Solo-rivier juist op de plaats waar deze de grenslijn snijdt
tusschen de districten Kedokan en Tambangan. De Bengawan
djero ontstaat uit onderscheiden beken die in het gebergte van
Lamongan ontspringen, en verdeelt zieh bij de desa Bilawi in
twee armen, waarvan de noordelijkste den naam van Bengawan
djero behoudt en zieh met de Solo-rivier vereenigt een weinig
beneden het punt waar zieh de Ngawen van haar heeft afge-
zonderd, terwijl de zuidelijke, de Kali Bilawi, na, bij de instroo-
ming van andere riviertjes herhaaldelijk vän naam gewis-
seld te hebben, zieh ten slotte met de Kali Miring vereenigt,
op geringen afstand van hären mond 3). De Bengawan djero
gaf vroeger hären naam aan twee der door haar besproeide, onmid-
dellijk aan elkander grenzende districten, waarvan het westelijkste,
met het hoofddorp Pedangdangan, tot het regentschap Lamongan
*) Hasselman, T. v. N. I. 1866, II. 222; van Waey, T. v. N. I. 1875,
I I . 408; Roorda van Eysinga, Ld. en Yk. I II. 3. 201.
2) Cordes, de Djatibosschen op Java. 175.
3) In een opstel over de Solo-rivier van den heer van 'Waey, in het T. v.
N. I. 1875, II. bl. 407, het eenige mij bekende waarin de benedenloop der
rivier in eenige bijzonderheden wordt beschreven, heerscht zulk een merk-
waardige verwarring, dat het op dit punt geheel onbruikbaar is te achten.
De Bengawan djero wordt er voorgesteld als een mondingsarm van de Solo-
rivier en Blawi (Bilawi) als gelegen waar hare afzondering plaats heeft.
behoorde, het oostelijkste, met Boenga tot hoofdplaats, het noor-
delijk deel van het regentschap Gresik uitmaakte; thans evenwel
is het Lamongansche Bengawan djero tot het district Tengahan
getrokken, terwijl daarentegen van het uitgestrekte district Lingkir
het oosteljjk gedeelte, onder den naam van Mantoep, tot een
afzonderlijk district is verheven. De naam Bengawan djero be-
teekent b i n n e n riv ie r, en is aan dezen bijstroom gegeven in tegen-
stelling met de Solo-rivier, die door de Javanen gewoonlijk bij
uitnemendheid „Bengawan,“ „de stroom,“ wordt genoemd >).
Een paar palen boven het punt waar de Ngawen zieh afzon-
dert, wordt de Solo-rivier gesneden door den weg die van Sidajoe
naar de regentschapshoofdplaats Lamongan voert. Eigenlijk is hij
meer een verbindingsweg tusschen de groote wegen van Toeban naar
Sidajoe en van Babat naar Gresik, en verlaat hjj eerstgenoemden
2J paal voordat men Sidajoe bereikt, om op den tweeden beoosten
Lamongan uit te komen. Om die hoofdplaats te bereiken
heeft men 11 paal westwaarts terug te gaan en dan nog längs
een zij weg f paal af te leggen. De geheele afstand tusschen de
beide hoofdplaatsen bedraagt 18^ paal. De overgang der rivier
heeft plaats op 3 palen afstands van den noordelijken en 10J
van den zuidelijken der genoemde wegen, en geschiedt met een
vlot, op het punt waar aan den linkeroever Doekoen en aan den
rechter Karang Winangoen ligt. Doekoen is , evenals het aan-
palende Gedang, een bijzonder groote de sa , door vele Chineezen
bewoond, en met een aantal huizen die door pannen daken gedekt
z ijn1). Karang "Winangoen was 60 jaren geleden grootendeels door
afstammelingen van Europeanen bewoond en vertoonde een van
den Javaanschen tränt merkelijk afwijkenden huizenbouw 3) ;
waarschijnlijk zullen de sporen daarvan nog wel niet geheel ver-
dwenen zijn. Tusschen Karang Winangoen en Lamongan liggen
’) Bengawan als appellativuum beteekent bepaaldelijk een g r o o t e r i v i e r ,
een s t r o o m . 1k wil eohter hiormedo niet betwisten dat de Solo-rivier nabij
hare monding ook wel Bengawan gedd wordt genoemd (Van Waey, t. a. p.
bl. 407), maar dan is dit op zioh zelf overtollige g e d 4 zeker uit de tegen-
stelling met de Bengawan djero te verklären.
3) Roorda van Eysinga, Ld. en Yk. III. 3. 201.
3) Van Waey, t, a. p. 410.