
beid, beperking der heeredienaten, goed loon voor het daarbo-
ven gepraeateerde w e rk , zorg voor hun eigen landbouw door den
aanleg van irrigatie-werken, in een woord door allea wat haar
lot kan verbeteren, zooveel mogelijk aan hun peraoon en aan
hunne ondernemingen te verbinden.
In weerwil van alle moeilijkheden en alle tegenwerking heb-
ben de landbouwondernemingen van Europeanen op gehuurde
paloenggoehana thana een hoogat belangrijken ornvang bereikt,
ofachoon zij tot bijzondere gedeelten der inlandache rijkjea be-
perkt zijn. In Jogjakarta waren in 1878 54 ondernemingen,
gelegen in de regent8chappen Sleman, Kalaaan en Bantoel,
die met de hoofdatad het landachap Mataram wetan vormen, en
eene in het gebied van prina Pakoe Alam. De gezamenlijke uit-
geatrektheid der gehuurde landen bealoeg 78,029 bouwa, waar-
van 16,436 met producten voor de Europeeache markt beplant
waren, en de paehtaom bedroeg /5 6 6 ,0 0 0 . De geteelde producten
waren auiker, indigo, tabak en koffie, doch de laatate heeft
in deze reaidentie weinig te beteekenen. De productie bedroeg in
dat jaar 272,431 pikola auiker, 514,251 kilo’a indigo, 204,156
kilo’a tabak en 184 pikola koffie.
ln Soerakarta heeft zieh de Europeeache landbouw tot veel
grooter proportien ontwikkeld. De ondernemingen waren er in
1878 171 in getal en verbreid over alle regentachappen; zij
omvatten 286,860 bouwa, waarvan 40,941 met producten voor
de Europeeache markt beplant waren. De paehtaom waa f 840,000
’a jaara. De producten zijn over het algemeen dezelfde als in het
kleinere rijk, maar auiker en indigo zijn er betrekkelijk van
minder, tabak en koffie van veel grooter belang. De opbrengat
bedroeg in 1878 249,440 pikola auiker, 202,240 kilo’a indigo,
2,466,243 kilo’s tabak en 34,337 pikola koffie. Dit laatate pro-
duct bleef in het genoemde jaar ver beneden het gewone bedrag
en had in 1877 103,154 pikola opgeleverd. Nog werden m 1878
op twee ondernemingen in Soerakarta 1122 kilo’a rameh verkre-
gen; maar in het algemeen schijnen zieh de plantera tot de vier
genoemde stapelproducten te bepalen ).
de gegevens voor heigeea Mer over de agrarische toastenden ge-
Om met de vele merkwaardigheden van natuur en kunat in
de Voratenlanden nadere kennia te maken, beginnen wij met den
grooten weg van Moentilan in Kadoe naar de hoofdplaats Jogjakarta
te volgen, die one, nadat wij 5i paal hebben afgelegd,
op de grena der gelijknamigo reaidentie brengt. Die grens wordt
hier gevormd door de rivier Krasak, een op den Merapi ontsprin-
genden tak van de Praga, en als wij de fraaie brug zjjn over-
gegaan die over dezen stroom is geslagen, zetten wij bij den post
Terapel den voet op Jogjakartaachen bodem. Wij hebben dan
nog 5\ paal af te leggen, om de regentschap8-hoofdplaats Sleman
te bereiken. Het noordelijk deel van Jogjakarta vormt een vrij
regelmatigen , nagenoeg gelijkzijdigen driehoek, waarvan twee zij—
den, die op de kruin van den Merapi samenkomen, en waarvan
die ter linker gebeel door de Krasak van haren oorsprong tot
hare monding wordt beschreven, tevens grenslijnen der residenc
e zijn. Eene lijn die mede van de kruin van den Merapi over
een aanmerkelijken afstand zuidwaarts gaatj snijdtdien driehoek zoo-
danig, dat ruim twee derden van diens inhoud aan hare weatzijde,
het overige aan hare oostzijde liggen. Het westelijk deel behoort
aan het regentschap Sleman, het oostelijk aan het regentschap
Kalasan, die due te zamen de hellingen van den Merapi, voor
zoo ver zij tot Jogjakarta behooren, omvatten. Met de derde zij de
rust de driehoek op de noordelijke langere zijde van den hier en
daar wat ingesneden- of uitapringenden rechthoek, die het overige
der reaidentie vormt; hij ligt daarop in dier voege, dat hij on-
geveer een derde daarvan bedekt, maar wat aan de oostzijde onbe-
dekt blijft en door Soerakarta begrenad wordt, ongeveer het dub-
bel bedraagt van het aan de weatzijde onbedekt gebleven, door Kadoe
begrensde deel ’). De tegenoverstaande of zuidelijke lange zijde van
dien rechthoek is de kustlijn, bespoeld door den Indischen Oceaan.
De rechthoek ligt schuin; zijne lange zijden loopen van weat-noord-
west naar ooBt-zuidoost; van de korte zijden grenst de noordelijke
zegd is hoofdzakelijk ontlccnd aan Mounier in T. v. N. I. VI. I. 341 vv.jvan
Deventer, Bijdragen,11. 177 vv.; Hageman, Java, bl. 187,193j Mirandollein T.
v. N. I. 1867. II. 281 vv.; de Louter, Handleiding, bl. 383 vv. en het Koloniaal
Terslag over 1879..
*) Ygl, Sleeker in T. v. N. I. 1850, II, bl. 4.
III. 89