
läge gedeelte loopt weder een pad naar Banjoemas, terwijl juist
aan de grens eene, zieh over die residentie uitstrekkende,
met desa s en sawah’s bedekte vlakte begint, die oorspron-
kelijk een meer of moeras was en Rawa Poetjang, of, naar een
nog tot Pekalongan behoorend dorp, Rawa Kali Genteng heette.
Maar hoe laag het gebergte op dit punt ook möge zijn, het houdt
niet op de waterscheiding te vormen, en de rivier van Peninggaran,
waardoor dit voormalige moeras naar de noordzijde afwatert, komt
door onderaardsche kanalen, onder de waterscheiding door, naar
Pekalongan ').
Om het hier beschreven punt te- bereiken, keeren wij terug
naar Seda en volgen van daar een bergpad, dat na een paar palen
uit het distriet Sawangan in het aangrenzende Bandar Goemiwang
komt, en vervolgens, het enge bed der Kali Loetoeng dicht bij
hären oorsprong overschrijdende, op 7 4 paal afstands van Seda den
gemelden weg naar Banjoemas op nog l j paal van de grens
ontmoet. Daar wij ons onderzoek van het grensgebergte nog verder
willen voortzetten, gaan wij nu de rivier van Peninggaran over, die
in haar eng dal den voet van schier loodrecht opgeheven ruggen
schuurt en er nu en dan brokken van afscheurt, zoodat het terrein
uit hoopen van steenklompen bestaat, waardoor de rivier soms
is opgedamd en gedwongen geworden zieh met geweld een door-
tocht te banen. Na de rivier te zijn overgetrokken stuiten wij
tegen den voet van een bergrug die van den Goenoeng Langiet
afstraalt en , zoo het schijnt, uit geologisch oogpunt als de laatste
te beschouwen is die nog tot het verder oostwaarts gelegen Dieng-
gebergte behoort. Van dezen rüg daalt men af in het dal der
rivier van Bodas, aan welks andere zijde de ruggen verrijzen die
als uit een middelpunt of knoop uitstralen uit den Goenoeng
Tjoepoe, een weinig verder westwaarts op de grens van Tegal
met Banjoemas gelegen. Deze ruggen schijnen te bestaan uit zuiver
neptunische gesteenten, die wel opgeheven maar niet geheel door-
') Kali Genteng en de Rawa Boetjang zijn op de kaart van Junghuhn
geheel ten onrechte dicht bij Bandar Goemiwang geplaatst. Het blijkt trou-
wens uit zijn Java, II. 206, dat hem de nauwkeurige kennis der lokaliteit
ontbrak, die wij aan Arriens, t/ a. p ., bl. 204, verschuldigd zijn.
broken zijn, en verliezen zieh onder de mächtige ribben die zieh
van den Slamat in alle richtingen verbreiden.
De desa Bodas ligt op eene hoogte van omstreeks 450 meters,
in een terrein dat uit witachtig-grauwe en weinig samenhangende
klei bestaat, van melkwittenkalkspaat dooraderd. Het woord b o d a s
beteekend w it, doch in de Soendasche taal; indien men dus den
naam van het dorp met de kleur van den bodem in verband wil
brengen, moet men hier een spoor van Soendaasch, te midden
van eene Javaansch-sprekende bevolking, erkennen *).
Het riviertje waaraan Bodas ligt, ontspringt verder zuidwaarts,
in den uitersten zuidelijken hoek van Pekalongan, uit een vallei
of kom die eenmaal een meer moet zijn geweest en nog den
naam draagt van Telägä Djadjar. De vallei heeft een oneffen
bodem, bestaande uit dezelfde soort van fijne, onvaste klei die
wij te Bodas aantroffen; zij is van alle zijden ingesloten, behalve
op een punt aan de noordzijde, waar, wellicht ten gevolge eener
aardbeving, het meer eene uitwatering heeft gevonden door eene
doorbraak, die een enge kloof met zeer steile wanden in den
bergrug heeft gegraven, en allengs zoo diep is uitgespoeld, dat het
geheele meer is leeg geloopen. Grondverschuivingen hebben hier
gedurig plaats, en de desa Kelesem, die op een in de dalkom
vooruitstekend gedeelte van hären hoogen rand rust, heeft eene
zoo gevaarlijke ligging, dat zij ieder oogenblik met den onder-
gang bedreigd wordt. Naast de beschreven dalkom en door een
smallen bergrug daarvan gescheiden, ligt een tweede dalkom geheel
van denzelfden aard, eveneens met eene doorbraak, maar
die haar water naar Banjoemas afvoert. Hieruit verklaart zieh
de naam van Telägä Djadjar, die met „aaneenliggende meren*
kan vertaald worden 2).
De rivier van Bodas, wier oorsprong hier beschreven werd,
behoort tot het stroomgebied der Kali Sragi of rivier van Oeloe
Djami, die wij reeds in hären benedenloop leerden kennen, en
is met haar verbonden door verschillende riviertjes, die zieh
telkens het een in het ander störten en de taak van elkander
‘) Vgl. wat boven, bl. 383, noot, over den naam der rivier Tjomal gezegd is.
2) Arriens, t. a. p. 205 vv. 3) Boven, bl. 384,