
met dit verschil dat de kleikegel, door de regens ondermijnd,
ingestort en weggespoeld is. Ongeveer een paal oostwaarts van
deze plaats verrijst, midden uit het dal, een 500 voet hooge heuvel,
met een vooruitspringend plateau aan de zuidelijke helling,
waarop zieh weder even zulk een modderpoel als de reeds be-
schrevene vertoont. Het water van al deze slijkpoelen bevat
eenig jodium; bovendien moeten ook, eenige palen verder oostwaarts,
bij eene plaats Batoe Ivabam geheeten, nog andere
jodiumbronnen voorkomen, deels in de vlakte, deels op läge
heuvels gelegen ').
Doch keeren wg van dezen uitstap tot den weg naar Bangka-
lan terug. Op Telengkoh volgt de post Tanah merah, daarna
het reeds vermelde Ngeroendong, nog slechts 5 palen van de
boofdplaats verwgderd. Als men deze nadert, voert de weg
tusschen twee, zeer romanesk uit een vlakker terrein oprijzende
kalkheuvels door, en biedt hg daarna bekoorlijke geziebten op
de vruchtbare, rijk bebonwde en volkrijke vlakte van Bangkalan,
waarin, op 21 palen afstands van Balega, de hoofdplaats van
West-Madoera gelegen is.
"Wg bebben hiermede onzen tocht over het eiland volbracbt,
en nemen daarvan afscheid met de opmerking, dat Madoera,
terwijl het als het wäre eene verlenging is der kalkformatie van
Rembang en het noorderdeel van Soerabaja, ook geacht kan
worden in dezelfde verhouding te staan tot de vulkanen van
Pasoeroean en Bezoeki, als de kalkformatie der genoemde gewesten
tot den Lawoe, den Wilis en den Ardjoenä. Wanneer
eenmaal, na eeuwen, de straat van Madoera door uitbreiding
der delta van de Brantas geheel zal zijn opgedroogd, zal Oost-
Java eene compacte massa vormen, waarvan de noordelijke helft
evenzeer op Rembang en Soerabaja gelijkt, als de zuidelijke
in alle hoofdtrekken met Madioen en Kediri overeenkomt*).-
*) Zie over de slijkvulkanen en jodiumbronnen van Madoera Schneider,
t. a. p., bl. 24. 2) Ygl. Bleeker, in Ind. Arcbief, I. 266.
TWEEDE HOOFDSTUK.
Pasoeroean en Probolinggö.
Wg zijn genaderd tot het schoonste en tevens meest typische
gewest van geheel Java, ik meen de residentie Pasoeroean, die
door de verscheidenheid der haar samenstellende deelen als het
wäre de samen vatting is in klein bestek van alle hoofdtrekken
die het geheele eiland kenmerken. Tusschen de läge strandvlakte
längs de straat van Madoera en de huiveringwekkend woeste
kalkbergen van den Goenoeng Kidoel längs den Zuider-Oceaan,
tusschen de vuurmonden van den Ardjoenä en den geduchten
Keloet aan de dene, en den uiteengeslagen Tenger-vulkaan,
waar zieh de rookende Brämä uit eene uitgestrekte zandwoestijn
opheft, aan de andere zijde, ligt hier het paradijsachtige hoogland
van Malang, de verwezenlijking van het beroemde woord van een
Engelschen dichter, „beauty lying in the lap of terror“ , dat men
wellicht zou kunnen vertolken door den versregel:
„De schoonkeid liggend aan den boezem der verschrikking“.
Men vindt in Pasoeroean in den Smeroe den hoogsten van
Java’s bergen, in de meren Klindoengan en Koembälä twee der
bekoorlijkste en merkwaardigste waterbekkens van het eiland,
in de Brantas een zijner schoonste rivieren, in de ruinen van
Singäsari eenige zijner schilderachtigste overblijfselen uit den
voortijd. Is de strandvlakte rijk in rijst en suiker, de hoogvlakte
brengt voortreffelijke tabaksoogsten voort en overtreft in den over-
vloed harer koffieproductie alle andere gewesten van Java.
Het woord pasoeroean of pasoeroehan, afgeleid van so e ro e h ,
betel, in ’t Maleisch s i r i h , beteekent in de Javaansche taal
„beteltuin“. In Krämä wordt s o e r o e h vervangen door s e d a h .
Daar nu ook de naam der residentie in Erämä Pasedahan luidt,
schgnt werkelijk de betel- of sirihplant den naam aan dit gewest
gegeven te hebben, ofschoon de reden daarvan niet recht dui-
delijk is.