
de Sarengat ') , maar raadpleegde in gevallen waarin deze niet
voorzien had, ook de Javaansche wetboeken. Zoowel de vroegere
veel uitgestrekter bevoegdheden dezer rechtbank als hare be-
snoeiing door de overeenkomst van 1847 zijn elders in dit werk
omschreven s).
De civiele rechtspraak was tot 1847 in Soerakarta aan twee
rechtbanken toevertrouwd, de Balemangoe en de Pradätä. De
eerste kwam bijeen in de pandäpä vöör de woning van den Baden
Adipati of Bijksbestuurder, werd door dezen hoogen ambtenaar
zelven gepresideerd, en bestond verder uit de acht Najäkä’s en
de Mantri sadasa, dus genoemd omdat zjj oorspronkelijk tieu
in getal waren, ofschoon hun aantal later tot vijftien vermeerderd
werd. Acht dezer mantri’s waren gekozen uit de panewoe’s der
Najaka’s , de overige uit de beambten van de Kadipaten, de
Kamisepoehan, de Pradjoeritan, den Wadänä geladag en z .3). Als
fiskaal bij deze rechtbank fungeerde de Djeksä Negärä. De Bale-
mangoe deed uitspraak volgens de Angger sadäsä, d. i. de bepalin-
gen of instructies voor de Mantri sadasa opgesteld, en in
sommige gevallen volgens de Angger ageng 4).
De Pradätä vergadert onder een pandäpa op de aloen-aloen,
aan de noordzijde der buitenpoort van de groote moskee. Hare
samenstelling was tot 1847 de volgende. Als voorzitter fungeerde .
de Among P rä d ja , als leden de Djeksä’s der Kadipaten, der
Kamisepoehan, der Pangoelon, der Pradjoeritan, der achtNajaka’s,
der Hanonnanon, van den Wadana geladag en van den Wadana
Kalang, en de Djeksa Kegara. Elk lid der Pradata had tot zijne
beschikking een Kori of deurwaarder en een Säräjoedä die de
zaken onderzocht en voor de verschijning der procesvoerenden
voor de rechtbank had te zorgen. Het richtsnoer voor de uitspraken
der Pradata was tot 1847 de Angger Pradata, maar waar deze
te kort schoot, werd ook hier de Angger ageng geraadpleegd.
De onderlinge verhouding dezer rechtbanken was als volgt.
') Zie D. I , bl. 343. 2) D. I , bl. 343, 345.
3) Tan de Mantri sadSsä worden sleohts t2 door "Winter in T. v. K. I.
T I , I, bl. 101 nader omschreven, ofschoon hg hun gezamenlijk aantal in noot
1 op 15 stelt, *) Tgl. D. I , bl. 347,
De Boerambi was de hoogste; hare vonnissen konden noch doof
de Balemangoe, noch door de Pradata vernietigd worden, maar
waren alleen onder worpen aan een revisie van den Baden Adipati
met zijn raad, waarua zij ter approbatie aan den Besident en
ten slotte aan den Boesoehoenan werden aangeboden. De Boerambi
had de macht de vonnissen der Balemangoe en der Pradata te vernie-
tigen, terwijl de Balemangoe de uitspraken der Pradata casseeren
kon. Ook de vonnissen van de Balemangoe en de Pradata kregen
eerst kracht van gewijsde door de goedkeuring van den Bijksbestuurder,
den Besident en den Boesoehoenan.
De moeilijkste en ingewikkeldste vraag die zieh hier voordoet,
is die omtrent de grenzen der rechtsbevoegdheid tusschen de
Balemangoe en de Pradata. Wat ons daarover door de heeren
Bousquet en Winter wordt medegedeeld, is duister, dubbelzinnig,
in onderlingen strijd; het lijkt ons of alleen toeval en willekeur,
in plaats van een vast beginsel of logische onderscheiding, bepaald
hadden, welke zaken door de äene of door de andere dezer
rechtbanken behoorden beslist te worden. Maar de vraag heeft
sedert beider samensmelting in 1847 alle praktisch belang verloren
en wij zullen er ons daarom hier niet verder in verdiepen.
De reeds zoo dikwijls vermelde overeenkomst van 1847 heeft
in het rechtswezen van Soerakarta eene groote vereenvoudiging
gebracht. Alle strafzaken werden aan de Boerambi onttrokken
en zij hield geheel op hof van cassatie te zijn. Alle civiele zaken,
met uitzondering van hetgeen tot huwelijken en nalatenschappen
betrekking heeft, waarin alleen de Boerambi volgens de Sarengat
heeft te beslissen, en alle strafzaken zonder uitzondering moeten thans
voor de Pradata gebracht worden, terwijl de Balemangoe geheel is
opgeheven. De Bijksbestuurder, vroeger voorzitter der Balemangoe,
is thanB voorzitter der Pradata; de Among Präd ja, vroeger voorzitter
der Pradata, neemt nu bij deze het openbaar ministerie waar. De
overeenstemming der rechtspraak met de voorschriften van den
Islam, vroeger eenigszins gewaarborgd door de macht der Boerambi
om vonnissen der andere rechtbanken te casseeren, is thans alleen
nog eenigermate verzekerd door het recht van den Mas Pangoeloe
om de zittingen der Pradata als adviseerend lid bij te wonen,
88*