
tooneelen ') bestaat, naar ik meen, geen behoefte, en liever wijd
ik eenige regelen aan andere, minder algemeen bekende fee3te-
lijkheden, waarvan evenzeer de aloen-aloen getuige is.
Ik heb hiermede echter niet het oog op de senenans of tornooien2),
die elken Maandag en Donderdag plachten gehouden te worden;
want zij zijn hier sedert eenige jaren geheel in onbruik geraakt
en er is alleen de karakteriatieke formaliteit van overgebleven,
dat op die dagen de Sultan twee Toemenggoenga tot den Resident
zendt, om hem te boodschappen, dat Z. H. het tornooi niet kan
bijwonen, geheel zooala dat vroeger in geval van verhindering
geschiedde. Maar wat nog niet wordt verzuimd zijn de muzikale
uitvoeringen op elken Zaterdag-middag, in een gebouw dat ten
noordeu van het tijgerhok op de aloen-aloen staat, en die in het
bespelen der gamelan monggang beataan, waar'over reeds elders
met een woord werd gesproken ’); en evenmin zijn de plechtigheden
in onbruik geraakt die van ouds in de vastenmaand, ter gele-
genheid der malemmans 4), op de aloen-aloen plaats vonden.
De viering der malemmans te Jogjakarta schijnt een eenigs-
zins bijzonder karakter te dragen en hoofdzakelijk te beataan in
een soort van pick-nick , door de ambtenaren des Sultans op de
aloen-aloen gehouden, waarbij echter door den Yorat zelven ge-
zonden spijzen wel niet zullen ontbreken. Honderden korven met
eetwaren, ieder door twee of meer mannen gedragen, worden
reeda te voren aangebracht en in orde gerangschikt, en tegen vijf
uren in den namiddag verzamelen zieh alle ambtenaren op het
plein, dat, zoodra de duisternis begint te vallen, metduizenden
fakkels, hier en daar afgewisseld door de fraaie lampen van
aanzienlijke hoofden , verlieht wordt. Als alles in orde is , komt de
*) Zie beschrijving door v. Hoevell in T. v, N. I. Jaarg. III, Dl. I, bl.
298, en Uit het Indische leven, bl. 186; door Junghuhn in T. v. N. I. Jg.
YII D. II, bl. 205; door een onbekendein het verhaal der reis van den Gouv.-
Gen. de Eerens over Java, in T. v. X I . , Jg. 1850, Dl. I, bl. 454, en vele
andere. Eene af beelding van een rampokfeest, door Jhr. L. H. W. M. de Stuers,
komt voor in het chromolithographische plaatwerk „de Indische Archipel, tafe-
reelen uit de natuur en het volksleven in Indie“, van 1865 tot 1868 in 6 aflev.
versehenen bij den heer C. "W. Mieling te ’s Gravenhage.
2) Ygl. daarover Dl. I, bl 585.
’) Dl. 1, bl. 475. ") Vgl. Dl. I, bl. 395.
Sultan in hofkleeding te paard en door tal van volgelingen, ook
door den Resident, en een corps muzikanten, die Europeesche
stukken op onze gewone instrumenten uitvoeren, vergezeld, om
de bonte menigte te overzien en van den Rijkabestuurder, op
zijne vraag of allen tegenwoordig zijn, het onveranderlijk toe-
stemmend antwoord te ontvangen. Daarop apreekt de Pangoeloe
een gebed u it, dat met een langgerekt Amin uit aller mond be-
sloten wordt, waarna de Yorat zieh verwijdert en de feestvie-
renden zieh nederzetten onder de waringins, of in de open huisjes
die aan de vier zijden van het plein längs den muur zijn ge-
bouwd. Er heerscht eene groote drukte en levendigheid, vooral
bevorderd door het gebruik om het dienstpersoneel gedurig längs de
rijen te doen heen- en wedergaan, ten einde aan veraf gezeten
vrienden eenig geschenk van de medegebrachte spijzen over te
brengen. Te acht uren in den avond is de maaltijd geeindigd en
weldra is het levendig tooneel door doodsche stilte vervangen ').
Aan de westzijde van de aloen-aloen bevindt zieh in het midden
de poort die den toegang verleent tot de groote moskee,
welk gebouw echter ook een of meer ingangen buiten den Kraton
heeft. Het ligt met zijne bijgebouwen op een ruim plein, door
een eigen ringmuur omsloten, en aan welks achterzijde de pries-
terwijk paalt. De moskee zelve is een groot, vierkant, somber
gebouw, dat zeker meer dan 2000 menschen bevatten k a n , en
dat aan de noordzijde eene afgezonderde galerij heeft voor de
vrouwen, die de openbare godsdienstoefeningen willen bijwonen.
Yoör het hoofdgebouw is een groot, overdekt, aan drie zijden
open, langwerpig vierkant voorportaal, dat wij reeds onder den
naam van Soerambi leerden kennen, en waarvan het bovendeel
kan gezien worden over den muur heen die de moskee van de
aloen-aloen scheidt, terwjjl de metalen toren van het hoofdgebouw
daarachter hoog uitsteekt. Rondom het gansche gebouw
is een vijver gemetseld, die ongeveer acht voet breed en ander-
■) Rogge, t. a. p ; Bleeker in T. v. X I, 1850, II, bl. 10. Bleeker stelt het
voor alsof die maaltijden geheel door den Sultan werden gegeven, maar Rogge,
die zijne inlichtingen ontving van Raden Mas Ismangoen, die uitmnntend met
het Jogjasche hof bekend is , besohrijft ze alsgemeenschappelijke maaltijden,
waartoe ieder het zijne bjjdraagt.