
Bij het onderzoek van den bodem van Jogjakarta, dat uit
geologisch oogpunt tot de best bekende gedeelten van Java be-
hoort, heeft men overalals de oudste en diepstliggende laag vast tra-
chietgesteente gevonden , dat de basis vormt waarop zieh eoceene lagen
vol nummulieten hebben afgezet. Opheffiugen hier, verzakkingen
ginds; de werkzaamheid der polypen aan de randen der afzet-
tingen; nieuwe uitbarstingen van halfgesmolten lava of trachiet-
breccie, die het oud-tertiaire bekken, op sommige plaatsen tot
aan zijn uitersten rand, overdekten; eene langdurige mioceene af-
zetting van mergel- en kalksteenlagen in de met eilandjes be-
zaaide bocht, die een naar het zuiden geopenden zeeboezem
vormde; daarna de algemeene opheffing van Java door de kracht
der thans nog werkende of althans nog herkenbare vulkanen, ge-
paard met uitgestrekte verscheuringen, die onder andere den
steilen rand der zuidkust deden ontstaan; de door opvolgende
uitbarstingen allengs volbrachte drooglegging der groote zeebocht,
wier vroegere eilanden of ondiepten zieh nu hier en daar als
kalksteenheuvelen vertoonen; — ziedaar eene vluehtige opsomming
der voornaamste feiten, wier opvolging in de geschiedenis van
Jogja’s bodem men in de voorhanden sporen meent te kunnen vol-
gen. De bovenste bekleeding der vlakte bestaat overal uit een
beider grijskleurige vulkanische asch of uiterst fijn zand, dat, als
men de hoogere, steilere hellingen van den vuurberg nadert, meer
en meer met stukjes puimsteen, puinbrokken en gruis van andere
gesteenten vermengd is. Maar de nijverheid der bevolking heeft
dien bodem, beginnende van het punt waar de steile helling in
zachte glooiing overgaat, bijna geheel in sawah’s herschapen,
waarop honderden dorpsbosehjes en de talrijke rui'nes van vor-
stelijke lustverblijven, die er in verstrooid liggen, met scherpe
lijnen uitkomen. De vruchtbaarheid van dezen bodem is schier uit-
sluitend van kunstmatige besproeiing afhankelijk , en in de droogste
en helderste maanden, in Augustus en September, lost zijne opper-
vlakte zieh op en wordt in het fijnste stof veranderd. Wanneer
dan de in Jogjakarta vaak heerschende zuidewinden over de dorre
sawah’s strijken, ziet men, bij eene gloeiende bitte, die des na-
middags te 2 ä 3 uren haar maximum bereikt, alom eene me*
nigte zandhozen ontstaan, die, in de boschjes der dorpen gebroken,
gedurig door nieuwgevormde vervangen worden.
Wanneer men van Sleman naar den top van den Merapi staart,
glijdt de blik längs de westzijde van een dubbelen voorberg van
dien vulkaan, die den naam draagt van Goenoeng Plawangan en
veel overeenkomst heeft met de voorbergspits van den Merbaboe
bij Kopeng ‘). Om dit merkwaardig punt te bezoeken, leggen wjj
in noordoostelijke richting een rechten afstand van 10 kilometers
a f, längs paden die door de sawahs en de aanplantingen der Euro-
peesebe ondernemers langzaam opwaarts voeren naar de desa
Sawoengang, op eene hoogte van 525 meters gelegen aan de
Kali Koening, d ie , van den Merapi afdalende, hier de grens vormt
tu8schen de regentschappen Sleman en Kalasan. Men bevindt
zieh h ie r, op ruim vier kilometers afstands, recht ten zuiden van
den Plawangan, die aan dezen kant zijne twee stompe, met woud-
geboomte en bamboestoelen bedekte, door een diepe kloof ge-
scheiden en door eenige kleinere spitsen omringde kegels ten toon
spreidt, terwijl hij zieh, van ter zijde gezien, als een lange, zieh
eerst ver boven de overige verheffende, en dan plotseling steil
afdalende rib van den Merapi vertoont. De naam Plawangan, die
van 1 a w a n g afstamt en poort of doorgang beteekent, is aan
gemelde kloof ontleend. Het schijnt dat de lavastroomen hier tegen
een reeds bestaande hoogte zijn gestuit, maar zieh tegelijk een
doortocht door de genoemde kloof gebaand hebben. Op twee pun-
ten vormen echter de lavabanken een steilen, lijnrechten wand,
waarlangs zieh de uit een smalle spieet te voorschijn körnende
beek Telägä Moentjak, eerst van eene hoogte van 8 0 , later van
eene van 25 voet naar beneden stört. De wanden bestaan uit
zeer vaste, zwartkleurige , basaltachtige, in horizontale lagen ge-
spleten lava, afgewisseld door eene roode, kleurafgevende aarde
in de dwarsloopende spleten, die uit de verweering der vele
ijzerdeelen bevattende lava ontstaan is 2). De geographische dienst
heeft op den hoogsten top van den Plawangan, d. i. op eene
hoogte van 1272 meters, een seinpaal opgericht. Dicht bij