
voorgalerij van zijn woonhuis, in het gezelschap zijner eenige
vrouw, eene Javaansche sohoonheid van den eersten rang, en
van vijf dochters, waarvan drie volwassen waren. De vrouw is
eene dochter van den bekenden Sentot ') ; zij werd bij eene
Europeesche familie opgevoed, moet twee huwelijksaanzoeken
van Europeanen ontvangen hebben, en werd eerst in den echt
verbonden met Prins Pakoe Alam J) , maar liep na drie dagen
van hem weg en vluchtte tot den Kroonprins. Deze nam haar
zelf tot echtgenoot en stelde Pakoe Alam tevreden door hem
in ruil eene zijner zusters aan te bieden. Bij het bedoelde bezoek
had de Ratoe boven haar lichthruine sarong een kleed van
violet met goud doorwerkt; de prinsesjes droegen allen groen
satjjn met goud. De schittereride zwarte oogen deden schier den
glans der diamanten tanen, die in de zwarte hären waren ge-
vlochten. Het geheele huis, tot zelfs de badkamers toe met hun
waterspuwenden steenen olifant, werd aan de Europeesche gasten
vertoond, waarvan de voornaamste de Ratoe zelve, vijf andere
de jonge prinsessen aan den arm door het gansche paleis rond-
voerden 3). Zeker mag men uit dit alles opmaken, dat onder den
tegenwoordigen Sultan de ouderwetsche deftigheid van het Jogja-
sche hof groot gevaar loopt, en wellicht vele belachelijke ge-
bruiken, die daar zoo laDg gehandhaafd werden, allengs zullen
worden afgeschaft. Wie w e e t, hoevele schreden op dien weg
misschien reeds sedert 1877 zijn gedaan!
Wij hebben nog slechts een klein gedeelte van den kraton
bezocht, maar de bouwvallen die er een groot deel van bedekken,
trekken ons niet aan, en van de pradjoerits, wier wijk in het
zuidwestelijk gedeelte ligt, hebben wij reeds meer dan genoeg
gezien. Meer belangstelling verwekken de wijken der werklieden
die aan den dienst van den kraton verbonden zijn en eigenlijk
eene klasse van erfelijke ambtenaren vormen. Zij maken op zieh
geboren zonen, die in den kraton een afzonderlijk verblijf heeft, de Ngabian.
Maar ik geloof te mögen aannemen dat de Pangdran Ngabehi, nadat bij in
1872 tot Kroonprins was verheven (zie Dl. II, bl. 669), zijn verblijf naar de
Kadipaten heeft overgebracht.
>) Zie D. I I , bl. 646, 652, 656, 668 v. =j Zie D. I I , bl. 670.
3) v. Rijckevorgel, Brieven, bl. 81—83.
zelven eene kleine stad uit, waarin de meest verschillende beroepen,
soms met niet geringe kunstvaardigheid, worden uitgeoefend, en
waarin de zoon onveranderlijk hetzelfde ambacht drijft als zijn
vader. Naast het werk der goud- en ijzersmeden, der timmerlieden
en metselaars , der kleermakers en huisschilders, verdienen onder-
scheidene eigenaardig Javaansche zaken die hier gemaakt worden,
met een woord vermelding. Praai gedamasceerde lansen en krissen,
keurig snijwerk in hout, kolossale pajongs, vooral ook de kostbare,
maar altijd gedrochtelijke wajangpoppen, behooren tot de
voortbrengselen der Javaansche industrie, die nergens beter dan
in de vorstelijke kratons vervaardigd worden.
Er is echter in den kraton nog een gebouw dat wij niet
onbezocht kunnen laten , tenzij wij ons bloot willen stellen aan
het gewone verwijt, dat den reiziger treft die zieh vermeet een
enkele gevierde merkwaardigheid over te slaan, dat hij het
voornaamste verwaarloosd en eigenlijk zoo goed als niets gezien
heeft. Ik bedoel het beroemde waterkasteel, eene der talrijke
stichtingen van den bouwlustigen Sultan Amangkoe Boewana
den tweeden, die in 1792 de regeering aanvaardde'). De inrich-
ting van het kasteel maakt het waarschijnlijk, dat het tot een
toevluchtsoord der vorstelijke familie bij opstand of oorlog bestemd
was. De overlevering zegt dat het ontworpen werd door een
Spaansch of Portugeesch ingenieur, die als schipbreukeling op
het zuiderstrand was geworpen; maar het echt Javaansch karak-
ter van het gebouw schijnt daarmede in strijd. Ofschoon het
thans in een staat van diep verval verkeert, heeft het toch, ten
deele juist daarom, iets pittoresks en aantrekkelijks, dat het een
bezoek dubbel waardig maakt 2).
Het gebouw, dat bij de Javanen den naam Taman-sari, d. t
bloerotuin of lusthof, draagt, ligt ongeveer in het midden der
westelijke helft van den kraton, ten zuidwesten van de kapoe-
>) D. I I , bl. 509.
5) Af beeldingen van dit gebouw vindt men bij Thorn, Memoir, tegenover
bl. 292, en bij Buddingh, N. 0. I . , I , tegenover bl. 252. Onder de menig-
vuldige beschrijvingen is die van Rogge, t. a. p l., zeker wel de nauwkeu-
rigste. Vgl. ook d’Almeida , Life in J a v a , II , bl. 126 , die er echter zeer
ten onrechte Daendels bij te pas brengt.