
verder noordwaarts begint de lange reeks van tambaks ofvischvijvers
die het oosteljjk strand dezer residentie omzoomen en tot de hoofd-
plaats Djoewänä een steeds breeder wordenden gordel vormen, die
vandaar tot de grens van Bembang weder langzamerhand afneemt ‘).
Yan Tajoe gaan twee wegen zuidwaarts u it: de eene dichter
längs het strand, längs desa’s eu sawah’s die tot de districten
Mergoetoehoe en Djoewänä behooren, en over.Boeloemanis en
Djetah, naar de 16j paal verder gelegen hoofdplaats Djoewänä;
de andere meer westelijk, over de laatste uitloopers van den
Moeriä, naar de hoofdplaats der geheele residentie, Pati. Wij
volgen den laatstgenoemden, die ons in zuid-zuidwestwaartsche
richting na 2 £ paal aan de suikerfabriek Pakis brengt en vandaar
nagenoeg parallel met eerstgenoemden voortloopende, de grens
der regentschappen Djoewänä en Pati overschrijdt, vervolgens
een dwarsweg voorbijgaat die de beide wegen längs de suikerfabriek
van Trangkil verbindt, en ons kort daarna te Wedari
brengt, het hoofddorp van het Patische district Seläwesi.
In dit district liggen eenige plaatsjes die bij de inlanders eene
zekere vermaardheid hebben om daar aanwezige graven of andere
overblijfselen der oudbeid. Zoo vindt men in de desa Pangoenan,
een paar palen rechts van den weg, kort nadat men de grens van
het district overschreden heeft, een steenen grafhuisje, waarin
geen minder perBoon zou begraven liggen dan Pandoe Dewänätä,
die er door zijne vermeende zonen, de vijfPandawä’s , dehelden
van de Brata Joeda s), plechtig zou zijn ter aarde besteld. Dit
volksgeloof zou doen vermoeden, dat wij hier met een overblijfsel
van Hindoeschen oorsprong te doen h e b b e n w a t echter slechts
door nader onderzoek kan worden uitgemaakt. Niet ver vandaar
is waarschijnlijk Semärantäkä te zoeken, waar in eene met ruwe
keien ommuurde ruimte het graf ligt van Pangeran Benäwä,
zoon van den Sultan van Padjang, dien ons de geschiedenis van
Java als Adipati van Djipang leerde kennen 3).
') Yan Spall in T. t. Hijv. en Ldbw. in N. I., D. XI, bl. 7 v
J) D. I , bl. 422.
3) D. I I , bl. 160 v. Zie over de biergenoemde oudheden Brumund, Verhh
v. h. Bat. Öen. XXXIII, 174 v.
Bjj Wedari neemt de weg dien wij volgen, eene westwaarts
divergeerende richting aan en voert ons, eerst nog door het district
Seläwesi, vervolgens door het district P a ti, naar de geigknamige
hoofdplaats van het laatste, die tevens de hoofdplaats van het
regentschap Pati en van de geheele residentie is.
Pati ligt aan den grooten postweg tusschen Koedoes en Djoewänä.
De verbinding met eerstgenoemde plaats leerden wij reeds
kennen ') , die met Djoewana komt zoo aanstonds ter sprake.
Het gedeelte van den weg dat door de stad loopt, is door hooge
tamarindeboomen beschaduwd, die hier een te aangenamer indruk
maken, daar de wegen in Djapara meestal beplaut zijn met
kajoe koedä 2) , een wel is waar hooge boom, maar d ie , daar
hij als onze knotwilgen behandeld wordt, alle bekoorlijkheid
mist. Aan den postweg liggen de meeste Europeesche huizen en
de aloen-aloen, die met eene der fraaiste regentswoningen van Java
en eene zeer nette moskee prijkt. Het residentiehuis, een kolossaal
gebouw, voor omstreeks 40 jaren opgericht, ligt op eenigen
afstand van de stad in de richting van Koedoes, geheel afgezon-
derd, op een open terrein. Op de trappen die naar den ingang
leiden, heeft men twee raksasa’s geplaatst, die in een bosch in
het district Seläwesi moeten gevonden zjjn. Zij zijn van middel-
bare grootte en de houding die hun de beeldhouwer gegeven
heeft, is bij zulke tempelbewakers een zeer gewone; het eene
been is recht achteruit onder het lichaam geslagen, en het andere
met gebogen knie er voor geplaatst. De knods, de slagtanden, de
buikband, de oepavita, al de gewone attributen zijn voorhanden.
Het is jammer dat de herkomst dezer beeiden niet nauwkeuriger
bekend is; zij zouden ons anders wellicht op het spoor van een
Hindoesch heiligdom in Djapara kunnen brengen 3).
Ten noorden en zuiden van de Europeesche wijk, die misschien
een 300 zielen te lt, liggen een aantal inlandsche kampongs, die
zeker meer dan 10,000 Javanen bevatten. In eene van deze,
■) Blz. 758.
") Oditia gummifera Bl. (Spondias Wirtgenii Hassk,), D. I , b l.591, vermeld
onder den Soendascben naam van Kado n gd on g.
s) Bleeker T. v. N. I. 1853, I. 40; Buddingh, N. O. I., I. 265; Teysmann,
N. T. v. N. I. XI. 112 ; Brumund, Yerhh. v. h. Bat. Öen. XXXIII. 173.