
kookt en bruist ‘). Doch genoeg van deze woeste, ofsohoon
schilderachtige tooneelen. Laat ons thans in gedachten den 24 palen
langen weg inslaan die van Pasawahan in noordoostwaartsche rich-
ting naar Njalendoeng, de pakemitan van Djampang tengah voert.
Njalendoeng is slechts 12 palen van Soekaboemi verwijderd
en er mede verbonden door een weg die over de Tji Mandiri
en het Kendengsche gebergte loopt. Yan Njälendoeng gaat een
pad zuidwaarts over Tji Awiteli naar Kramat, waar het zieh
in twee takken splitst. De zuidwestelijke tak loopt naar de voorma-
lige pakemitan Sagaranten, niet ver van de Tji Kaso, die de
westelijke grens van het district vormt; de zuidoostelijke naar Tegal
hoä aan de Tji Balapoelang (bij Junghuhn Tji Palaboelan),
die als oostelijke grensscheiding van Djampang tengah eerst
hären zijtak de Tji Beber vervangt en daarna zelve door de
Tji Boeni, waarin zij uitmondt, vervangen wordt. De weg naar
Sagaranten biedt weinig bekoorlijks, daar hij meest door alang-
alang en glagah voe rt, maar het groote, nette dorp maakt
door zijne vele vruchtboomen en de vele sawah’s die het
omgeven, — anders zoo schaarsch in deze streken, — een
aangenamen indruk. Tusschen Sagaranten en Tji Pamingkies
strekt zieh de Goenoeng Bentang u it, en de weg die beide dorpen
verbindt, loopt over de westelijke helling en den voet van dat
gebergte. De streek waardoor hij voert, is gedeeltelijk met zwaar
bosch, verder zuidwaarts met bamboe en een verbazend aantal
wilde , arenpalmen begroeid. Zij gold vroeger als zeer onveilig
door de menigvuldige tijgers; in de laatste jaren deed zieh daarin
verbetering voor, die door de inboorlingen werd toegeschreven
aan de vestiging aldaar van zekeren Bapa Jejoet uit Djampang
wetan, die, zoo zij meenden, de talismans of bezweringen kende,
waardoor men de tijgers verjagen kon. De man zelf, daarover
ondervraagd, maakte volstrekt geen aanspraak 6p geheime we-
tenschap en wist alleen te zeggen, dat sedert hij daar gekomen
was, zieh geene tijgers vertoond hadden. Yoor Bapa Jejoet was
de vrees die deze streek aan de bevolking inboezemde, zeer voordeelig,
daar hij uit de arenpalmen in den omtrek zooveel toewak
en suiker kon winnen als hij verkoos, zonder dat iemand hem
iets in den weg legde. Yan Tji Pamingkies gaat het pad zuid-
zuidwestwaarts naar Rambai, dat aan de Tji Boeni, niet ver
van hären mond, is gelegen. Dat pad voert ten deele längs het
riviertje Tji Dolog, dat in zijn diep gegroefd en door dicht bosch
overschaduwd, uit kalkmergel en vulkanisch conglomoraat samen-
gesteld bed heerlijke watervallen vormt. Ook is deze streek
merkwaardig door het groot aantal holen en grotten dat er
wordt aangetroffen '). Yan R,ambai tot aan zee, een afstand van
8 st 9 palen, is geen enkel pad; alles is hier woeste, met dicht
bosch bedekte wildernis, waarin zieh niet licht de inlanders wagen
te minder daar er overleveringen en geheimzinnige verwachtingen
aan verbonden zijn, die hen met bijgeloovige vrees vervullen.
Sedert onheugelijke tijden zijn de Djampang-landen, naar de
meening der inlanders, het eigendom van zekeren Ejang, Soe-
soehoenan Djampang Manggoen genaamd, die met zijn broeder,
Ejang Dalem "Wangsakerti, verblijf houdt op den berg Patoeha,
nabij den oorsprong der Tji Djampang, die een zijrivier van de
Tji Boeni is. Dalem Wangsakerti is verloofd aan de prinses Tji
Aweni, de dochter van Boros Ngora, die zijn verblijf heeft op
den berg Hioer, bij den oorsprong der Tji Kaso. Deze rivier
stroomt than s, ter plaatse waar de weg tusschen Sagaranten en
Tji Pamingkies haar het dichtst nadert, door een nauwe kloof
tusschen hooge en rechtstandige rotswanden en stört zieh van
eene belangrijke hoogte neder. Die kloof nu zal zieh, naar de
voorstelling der inlanders, eenmaal sluiten, tengevolge van het
instorten der rotswanden. De Tji Kaso zal dan genoodzaakt
worden hären loop te nemen längs de zuidelijke helling van den
reeds vermelden G. Bentang, en zoo de Tji Dolog opnemen,
ter plaatse waar zij den waterval vormt die onder den naam
Tjoeroeg Tji Aweni bekend is. Hier is het dat de bovengemelde
prinses, in versteende gedaante, de komst van hären bruidegom
verbeidt, en op den dag waarop de Tji Kaso hären loop ver')
Hoogeveen, het district Djampang tengah, in T. v. T., Ld. en Yk.,
y. I-, VIII. 493 vv.; Junghuhn, Java, III. 172 vy.