
uitkomt. Ook het Wajang-gebergte is in de laatste jaren , evenals
de Goenoeng Tiloe en Goenoeng Tji Widai, aan de uitbreiding
van de kinacultuur dienstbaar gemaakt; in de aan zijne hellingen
op eene hoogte van ruim 1500 meters gelegen plantsoenen van
Tji Bitoeng worden volgens de laatste opgave 261,000 kinaplan-
ten verzorgd ‘). Doch de voornaamste bijzonderheid van dit
gebergte is de reeds vermelde solfatara, die Junghuhn niet
aarzelt de merkwaardigste van geheel Java te noemen s).
Dat gedeelte van het gebergte waarin de solfatara gelegen is,
bestaat uit twee kleine, zieh sleehts weinig boven den bergkam
verhelfende toppen, verbonden door een boogvormigen rü g , waar-
van de holle zijde naar het westen, en dus naar het plateau, is
gekeerd. Op den steil afdalenden voet van dit gedeelte ligt de
solfatara, die Junghuhn beschouwt als het uitwerksel eener
secundair vulkanische uitbarsting en die te midden van in alle
richtingen zieh mijlen ver uitstrekkende wouden het eenige kale
plekje vormt. Nadert men die piek door het dichte woud van
eiken en kastanjes, kamberong- en poespa-boomen ö), hier en
daar afgewisseld door de reusachtige coniferen van het geslacht
Podocarpus 4) , dan zou men wanen een witten muur, of lie-
ver nog een gaasachtigen witten doek, achter het geboomte ge-
spannen, voor zieh te zien. Alle rotsen dier kale ruimte toch, van
de grootste blokken tot het kleinste brokje gruis, zijn verbleekt
tot een melkwitte k leu r, ofschoon het oorspronkelijk grauw daar
overal doorheen schemert, terwijl bovendien de piek nog door
de witte dampen der solfatara beneveld is. De kawa vormt
een spieet die over een lengte van 700 voet van het zuidoosten
naar het noordwesten afdaalt en van het noordoosten - naar het
zuidwesten ongeveer 500 voeten breed is, en vertoont zieh als
een uiteengescheurd, met kloven doorsneden en van dampen
doorwoeld gedeelte der steile helling. De gewone verschijnselen
die zulke solfatara’s overal aanbieden: verhitte bodem, — water-
damp, — zwavelzure dampen, die, hier sissend, ginds hruisend, uit
') Koloniaal verst. van 1878, bijl. SS. ') Ja v a , II. 69.
3) Astronia spectabilis en macrophylla, Schima Nororthae. *) Zie D. 1 .164.
duizend spleten en gaten uitbreken, — zwavelkristallen en groote
hoeveelheden gesublimeerde zwavel rondom de openingen opge-
hoopt, — verbleekte, verweekte, in alle graden van ontbinding
verkeerende rotsstukken van verschillende grootte, — op de diepere
plaatsen heete, troebele, steeds borrelende waterplassen, — en te
midden van dit tooneel van verwoesting de altijd groene, schoon
vaak met het aanzetsel der dampen overtogen vaccinieeen, die
juist bij voorkeur zulke standplaatsen zoeken, — geen van die
allen ontbreken ook hier; inaar bijzonder merkwaardig is de
kawa van den Wajang door de zuidwestwaarts uit haar afstroo-
mende zwavelzure beek Tji Panjeredan, die eerst op 3£ paal
afstands van den kra te r, na een aantal beken van zuiver water te
hebhen opgenomen, den zuren smaak verliest, ofschoon een weiach-
tige melkkleur haar ook dan nog blijft kenmerken; door den
geiser die zieh in de laagste kraterhelft aan den voet van een
gedeeltelijk verteerden rotswand heeft gevormd, en waarschijnlijk
ontstaan is doordien zieh op den bodem van een waterpoel een
fumarole opende, wier werking het water in de vulkanische
spleten deed dringen en de mondingen der dampkanalen afsloot,
totdat de toenemende spankracht der dampen de drukking van
het water overwon en een deel daar van, dat echter steeds in
het bekken terugkeert, met groote kracht in de hoogte wierp;
door de groote hoeveelheden zilverwitte pluimaluin, die door de
gedurige werking der zure dampen op de trachiet-lava gevormd
worden; en eindelijk door de groote fumarole van gloeiend heete
en veel opgelost kiezelzuur bevattende dampen, die in het noord-
oosten der kawa met sterk gedruis ontspringt, en uit een breede,
in de diepte met water gevulde opening een heeten spatregen
om zieh heen spreidt, die met den neerslaanden waterdamp sa-
menvloeit tot een kleine zure beek welke zieh later met de Tji
Panjeredan vereenigt -
De assistent-residentie Tji Tjalengka, die wij thans hebben betreden,
is als een der hoofdzetels van de koffiecultuur te beschouwen.
') Junghubn, Uitstapjeenz., bl. 45 w ., Java, II. 67 w .; Groneman , Bladen
enz. , bl. 235 vv.; Rost van Tonningen in N. T. v. N, I. I. 137.