
eenmaal een deel van het rijk van Soerapati') , is »en der meest
woeste en minst bevolkte gedeelten van Java , wat vooral aan
gebrek aan water is toe te schrijven. Het is schier geheel bedekt
door het Zuidergebergte, waarin het water zieh in den grond
verliest, zoodat er geene noemenswaardige rivieren ontspringen;
er zijn, wel is waar, een aantal beekbeddingen, waardoor bij zware
regens veel water naar de Brantas vloeit, maar als de regens
ophouden, zijn zij na weinige dagen weder geheel droog. Sawahs
vindt men hier’ in het geheel niet, droge rijstvelden alleen in
de nabijheid van de Brantas; al het overige is wildernis, onder
den naam van Alas Loedäjä bekend. Door aftappingen uit de
rivier zou hierin wellicht verbetering zijn aan te brengen; doch
slechts met groote kosten van aanleg en onderhoud 2). Schier
de eenige weg door deze wildernis is een 17 palen langvoetpad
van Kalipang naar Tambak, dat aan Java’s zuidkust gelegen is
aan een kleine baai, aan welker westzijde een vogelnestgrot wordt
gevonden. Nog verdient opmerking dat te Kalipang. een gamelan
voorhanden is , die slechts bij feestelijke gelegenheden wordt
bespeeld, en die door de bevolking zoozeer in eere wordt ge-
houden, dat zij met boreh besmeerd wordt en dat er des vrijdags
wierook voor wordt gebrand.
Ongeveer even ver van Blitar als Kalipang, maar in meer oostelijke
richting, ligt de desa Pakei, die hären naam ontleent aan eenige
pakel-boomen, die e r , nevens eenige doerians, in lang verleden
tjjd geplant zijn, maar nog groote lekkere vruchten opleveren, die
grootendeels aan den Regent en Adsistent-resident ten geschenke
worden aangeboden. Ook worden daar in twee groote zakken
oude kleederen van de Njahi Lärä Kidoel bewaard, die bij de
bevolking in groote eer zijn e n , naar zij meent, onder de hoede
staan van twee tjjgers, die bij het jaarlijksch onderzoek naar de
voltalligheid steeds tegenwoordig zijn 3).
Het is ons reeds gebleken dat in de omstreken van Blitar
’) Ygl. D. I I , bl. 418, noot, waar ten onrechte gezegd werd, d a t de naam
Loedäjä van de kaarten verdwenen is.
2) Huyser in T. y. N. I. 1874, I , 320.
3) Poerwä Lelänä. De pakel is eene groote soort van mangga,
veelvuldige overblijfselen der oudheid getuigenis geven van de
voormalige beteekenis dezer landstreek. Van meer belang dan de
tot dusverre vermelde is een tjandi van gebakken steen, met
fraai gebeitelde sieraden in levenden steen, te Gedog, een paar
palen ten noordoosten van B lita r, in Raffles’ »Java“ ') vermeld. In
zijn tijd bestond nog een groot deel der zijmuren; daar ik bij latere
schrijvers van dit monument geen melding meer vind, dringt
zieh mij de vraag op, of het thans wellicht geheel is gesloopt.
Daarentegen is in den laatsten tijd bijzondere aandacht geschon-
ken aan den schoonen tjandi van Panataran, o f, zooals hij volgens
sommigen eigenlijk heeten moet, Palataran 2), die noord-noord-
oostelijk van Blitar in een woeste, eenzame streek, te midden
van hoog geboomte, is gelegen. Deze tjandi behoort tot de schoonste
overblijfselen der Javaansche oudheid, maar werd reeds vroeger
zoo uitvoerig door mij beschreven als de aard van dit werk
toelaat 3). E r is van Blitar een goede rijweg naar die bouw-
vallen aangelegd, die 8 t palen lang is en eerst längs rijstvelden
en koffietuinen loopt, maar vervolgens door wildernis en bosch
tegen de hellingen van den Keloet opwaarts voert. ^
Ten oosten van het district Blitar ligt het district Wlingi of
"Wilingi, een schoon en vruohtbaar gewest, van het bebouwde land
van Blitar gescheiden door de lahar Siwalan, zooals de vroeger reeds
vermelde zandstrook genoemd wordt. Dat district breidt zieh uit over
de zuidwesteljjke helling van den Kawi, het eemg gedeelte van dien
sedert lang rüstenden en dien ten gevolge, in tegenstelling met den
barren, zandigen Keloet, even woud- als waterrijken vulkaan, dat tot
Kediri behoort. Een aanvankelijk ongeveer een vierde van den
voet des vulkaans beslaande, later plotseling zieh sterk versmallende
en allengs in een scherpe punt op den 2860 meters hoogenBoetak,
de hoogste nok van den K awi, uitloopende strook is alles wat van
dezen berg tot Kediri behoort, waarom wij de nadere beschrij-
ving zijner kruin tot het hoofdstuk over de residentie Pasoeroean
besparen. Wlingi kon een der schoonste en rijkste distneten van
i) 4 0 , 2) Zie Huyser in T. v. N. I . 1874. I . 319.
3) D .'I I , bl. 106. Ygl. voor de ligging Buddingh, N. 0. I., I. 336;Rigg,
t. a. p. 236.