
de vlakte vöor woeste streken, waar de baan mjjlen ver is
ingegraven en kolossale steenmassa’s aan weerszijden verspreid
liggen, maar waar tevens de fraai gelegen halten van Wänäkertä,
Soekäredjä en Singon op den langen doortocht een bekoorljjke
afwisseling toieden. Yan deze laatste plaats af begint men echter
eerst recht de stoutheid van dezen bergweg te waardeeren.
Boven het hoofd des reizigers zweven talrijke houten bruggen
en waterleidingen die op sierlijke gemetselde bogen rüsten, terwijl
elders de baan door middel van lange viaducten over dui-
zelingwekkende afgronden voert. De grootste en stontste dier
viaducten is die van Sentoel, die op fraaie ijzeren pijlers rust
en twee steenen landhoofden verbindt, welke door een wijd gapende
kloof gescheiden zijn, terwijl een wilde bergstroom zijne
bruisende wateren in de met rotsblokken bezaaide diepte ontlast.
Nauw is deze afgrond overschreden of men bereikt de halte
van Lawang, waar men reeds geheel door het gebergte inge-
sloten is en de temperatuur door een frisschen bergwind wordt gele-
nigd. Men ziet de kruinen van den Ardjoenä zieh in de wolken ver-
liezen en Brämä en Smeroe hunne rookwolken omhoog zenden; men
ziet de uitgestrekte koffietuinen van Malang van den voet der bergen
tot hoog längs hunne zijden opklimmen; men ziet de witte woningen
der Europeesche tabaks- en koffieplanters aan de helling hangen, en
„Als sneeuwwitte bloesems op ’tmoskleed geworpen“
schitteren in het donker plantsoen').
*) Voor deze beschrijving van den spoorweg is voornamelijk gebruik ge-
maakt yan een opstel in de „Locomotief“, oyergenomen in de ifieuwe Eot-
terdamsche Courant van 10 Sept. 1879. Over het regentschap Malang is de
literatuur misschien rijker dan over eenig ander gedeelte van Java. Bebalve de
algemeene beschrijvingen van Java of van de residentie Pasoeroean en de reisverbalen
van Eengers, Bleeker , Buddingh, Eigg, Jukes, d’ Almeida enz., die
tevens andere - deelen van Java omvatten, verdienen de volgende speoiale
beschrijvingen van Malang of eenig gedeelte daarvan vermelding.
P. A. Schill, lets over Lawang en omstreken. T.v. N.I. Jaarg. IY, D. II, bl. 42—51.
L. Burer, Aanteekeningen op eene reis naar en in de omstreken van
Malang. Biang-lala I. 2, bl. 1—45 , 105—134, 202—249.
(J. P. G. Brumund), Eenige dagen in de Eesidentie Pasoeroean, Biang-lala
IV. 1, bl. 53—76, 141—162, 2 , bl. 42—70.
J . Hageman JCzn., Schetsen van Malang en omstreken. Tijdschr. v. Ind.
T a a l-, Land- en Yolkenkunde. I. 42—76.
Wij willen te Lawang uitstappen, eensdeels omdat deze p la a ts,
met hare bekoorljjke omstreken, een langer oponthoud dubbel
waardig i s ; anderdeels omdat de 18 kilometers ongeveer die
nog vandaar tot Malang zijn af te leggen, ofschoon van schoon-
heid niet ontbloot, tot geene bijzondere opmerkingen aanleiding
geven, en wij, om met al de schoonheden van deze heerlijke
streek bekend te worden, beter zullen doen de paden te kiezen
die men te voet of te paard kan betreden.
Lawang ’) is gelegen op de grens van het voormaals tot het
regentschap Pasoeroean, thans tot Bangil gerekende en in de
districten Y an&redja en Poerwäredjä gesplitste landschap Pörong
en het Malangsche district Karanglo, waartoe het behoort.
Yelen meenen dat zijn naam, die in g a n g , p o o r t of d e u r
beteekent, aan deze omstandigheid ontleend is 2) , terwijl anderen
met meer recht aannemen, dat daaraan de beteekenis van b e rg p a s
moet gehecht worden, en dat Lawang dien naam draagt omdat
het ligt op het hoogste deel van den eenigen bruikbaren pas die tus-
schen de hellingen van Ardjoenä en Tenger het noorden en zuiden
der Eesidentie verbindt3). Nog weder anders luidt de verklaring
der inlanders, die beweren dat Lawang de „winddeur“ beteekent,
omdat de oostmoeson vaak met zoo vervaarljjke kracht door
dezen pas d rin g t4). Lawang is eene op zieh zelf weinig belangrijke,
ofschoon welvarende desa, uit een lange rij laDgs den weg
gebouwde, zeer onregelmatige hutjes bestaande, met eenige weinige
huizen en bamboezen optrekjes van Europeanen en een pasar
waarop des donderdags groote drukte heerscht. Het meest verdient
de pasäDggrahan opmerking, die op een omheind stuk
grond van 200 passen lengte en breedte is opgericht en omringd
door schoone bloemperken, waarop vooral welig groeiende en
P. Heering, Brieven uit Malang. Serie van brieven , medegedeeld in de
N. Eott. Cour, van 27 Eebr., 2 , 4 , 6 , 9 en 12 Maart 1881.
’) Yolgens Bleeker, T. v. N. I. 1849, I. 35, zou de naam eigenlijk
Dilawang zjjn, en deze vorm is ook gebruikt in de hypsometrische tabellen
in den Eegeeringsalmanak.
s) Schill in T. v. M. I. IY. 2. 43; Biang-lala , IY. 1. 147.
3) Hageman in T. v. I. T. L. en Yk. I. 44; vgl. L. Burer in Biang-lala,
I. 2 , bl. 2 , en Eigg in Journ. of the Ind. Archip. I I I , p. 514.
4) Heering, Brieven uit Malang, le brief.