
S e t is echter thans gebruikelijk van Melirip af aan den linker-
arm den naam van Kali Mas te geven, en gemakshalve houd ik
mij aan dat gebruik.
Melirip is beroemd door de bij die plaats gelegen groote
sluiswerken, waarvan de strekking is in den westmoeson de over-
vloedige watermassa der Brantas door de Kali Pörong af te
leiden, die anders, uit hoofde der hoogere ligging van het bed
van laatstgenoemde rivier, zieh in de Kali Mas störten, hare
oevers overschrijden en in de delta onberekenbare schade aan-
richten zou; te gelijker tijd geeft die sluis gelegenheid om in
den oostmoeson de bevaarbaarheid van den noordelijken arm
door het inlaten van meer water te onderhouden. Het reus-
achtige werk, waarvoor verbazende hoeveelheden baksteen en
massieve granietblokken uit Europa zijn aangevoerd, kwam in
October 1846 gereed, nadat eerst in 1848 de eerste steen
daarvoor gelegd w a s1). Deze sluizen, waarvan de eer vooral toe-
komt aan den ingenieur A. H. Tromp , maken op alle bezoe-
kers door hun grootsche conceptie en uitnemend geslaagde uit-
voering een hoogst günstigen indruk ; echter is dit gewichtige
en gevaarlijke punt ook later nog vaak het voorwerp van de
zorg der Regeering geweest, en heeft de Waterstaat nog ver-
schillende andere werken tot stand gebracht, om de verkregen
voordeelen te verzekeren; maar daarover in bijzonderheden te
treden zou het bestek van dit werk te buiten gaan.
In verband met den spoorweg-aanleg en de nieuwere waterwerken
schijnt het terrein bij Melirip en de weg tusschen Wänäsari en
Mädjäkertä belangrgke veranderingen ondergaan te hebben. Yroeger
bleef de weg aan den rechteroever der Kali Mas, totdat bij bij Ge-
dong Angoen met een groote houten brug over de Kali Porong
ging, zoodat Melirip rechts aan den anderen rivieroever bleef
liggen *). Thans gaat men bij Melirip de Kali Mas over en volgt
’) Tan Hoevell, Reis, t 1711 J. Rigg, in Jonm. of the Ind. Arch. III. 78;
Bleeker, T. v. N. 1. 1850, L 166; Buddingh, N. 0. I . , I. 325; Jukes,
Toyage of the F ly , II. 134; d’Almeida, Life in Java, 1. 275, waar voor
-Kola Lentrong“ klaarblijkelijk K o t a L e n g k o n g moet gelezen worden.
s) Bleeker, T. v. K. I. 1850, I. 166, geheel in overeenstemming met de
Kaart van Janghuhn.
den weg vandaar over het door zijn stuwdam bekende Lengkong
naar Gedek, het hoofddorp van het district Mädjäkasri,
doch draait op 3f, paal voordat men aan die plaats komt, links
af om de Kali Pörong over te gaan en onmiddellijk aan hare
andere zijde Mädjäkertä te bereiken 1).'
Mädjäkasri werd vroeger Kaboh geheeten; zijn tegenwoordige
naam is, evenals die van alle districten in Mädjäkertä, met het
woord Mädjä samengesteld, om genoegen aan de bevolking te
geven, die daaraan waarde hecht om de toespeling op den
naam van het oude Mädjäpahit. Dit district, door de Brantas
van de overige districten van Mädjäkertä afgezonderd, komt in
zijne natuurlijke gesteldheid overeen met de aangrenzende land-
schappen Lingkir en Goenoeng Kendeng, d. i. met dat gedeelte
der residentie dat een schralen kalkbodem heeft en welks voor-
name rijkdom in djatibosschen bestaat 2). Ook aan onbebouwde
en woeste streken is hier geen gebrek, en ten noorden van
Gödek ligt een uitgestrekte rawa. Het plan om aan de onvrucht-
baarheid van dit gewest te gemoet te komen door den aanleg
van een besproeiingskanaal, dat onder den naam van Kaboh-
kanaal zijn water uit de Brantas-rivier zou ontvangen, is, na
jaren lang in overweging te zijn geweest, eindelijk geheel op-
gegeven, deels wegens technische moeielijkheden, deels omdat
men inzag, dat het doel slechts in zeer geringe mate zou bereikt
worden3). Door Mädjäkasri loopen voornamelijk twee wegen. De
eerste is de weg die van Babat zuidwaarts naar Djombang g a a t4) en
in Mädjäkasri komt een weinig ten noorden van het oude hoofddorp
Kaboh; de andere is de weg die, den loop der Brantas volgende,
van Gedek naar Boender op de grens van Kediri en vandaar
over Moenoeng naar Lengkong s) voert. Deze beide wegen snijden
elkander te P läsä , dat nabij de Brantas, 4£ paal van Kaboh
en 13£ paal van Gedek is gelegen. Aan de overzijde der Bran-
’) Zoo althana lees ik de etappekaart van Havenga, waarop intusschen
wel Lengkong, maar niet Melirip voorkomt, terwijl het omgekeerde plaats
heeft op den jongsten afstandaanwijzer van Soerabaja (Stbl. 1880, n° 27),
wat de vergeljjking zeer bemoeieljjkt. 8) Tgl. boven, bl. 833.
3) Kol. Tersl. 1875, bl. 178; 1877 , bl. 143. 4) Zie blz. 832.
6) Zie blz. 753.