
van belangrijken vooruitgang. Sedert was deze nog grooter,
zooals de vervolgen van 1872 en 1877 bewijzen. De Arabische
handschriften werden gedeeltelijk beschreven door Friederich
in Deel XXY der Yerhandelingen des Genootschaps; later, in
1873, werd daarvan een volledige catalogus door Mr. L. W. 0.
van den Berg bezorgd. De Maleische, Javaansche en Kawisehe
handschriften werden door den heer Cohen Stuart beschreven
in een aanhangsel tot den eersten Yervolg-catalogus. De door
de Regeering aan het Genootschap in bruikleen gegeven handschriften,
voornamelijk Maleische, door den heer von de Wall
nagelaten, beschreef Mr. L. W. C. van den Berg in 1877.
Eindelijk is ook nog een Alphabetische lijst der aan het Genoot-
schap behoorende kaarten in het licht versehenen.
De numismatische afdeeling bevatte, toen Mr. J . A. van der
Chijs in 1869 een catalogus daarvan uitgaf, 2666 exemplaren
en is sedert aanzienlijk toegenomen.
Achter het hoofdgebouw werd bij het ontwerp nog eene ruimte
gelaten voor het plaatsen van bijzonder groote en zware voor-
werpen, die door verschillende bijgebouwen, zooals een wagen-
loods, een woning voor den concierge enz. omringd was. De
snelle toeneming der verzamelingen maakt het thans reeds ten
tweede male noodig een deel dier ruimte voor het bouwen van
nieuwe zalen te bestemmen. Men sehijnt dus ook hier in de in
Nederland zoo gewone verkeerde zuinigheid vervallen te z ijn,
van niet meer te doen dan de dadelijke behoefte vordert en de
eischen der toekomst uit het oog te verliezen.
De voorwerpen van natuurlijke historie, die vroeger aan het
Bataviaasch Genootschap behoorden, en daaronder de mineralogische
collectie van den heer Junghuhn afkomstig, maken thans
niet langer deel van zijne verzamelingen uit. Deze laatste werd, te
gelijk met eenige boeken en tijdschriften tot de natuurkundige
wetenschappen betrekking hebbende, aan de Natuurkundige Yer-
eeniging afgestaan; de eenmaal zoo prächtige zoologische verza-
meling was, voor zoover zij nog in goeden staat verkeerde, reeds
in 1843 naar Europa gezonden.
Een gebouw dat aan de Natuurkundige Vereeniging' en de
Nederlandsch-Indische Maatschappjj van Nijverheid gezamenlijk
behoort, wordt aan de zuidzijde van het Koningsplein, ongeveer
in het midden, gevonden, en bevat de vergaderzalen, de boeke-
rijen en de verzamelingen dier beide zoo ijverige Genootschappen,
die, zooals de uitgave hunner Tijdschriften bewijst, in zucht
voor de bevordering der wetenschappen bij de oudere zuster
niet achterstaan. De Maatschappij van Nijverheid werd in 1853
gesticht, als een uitvloeisel der toenmaals te Batavia gehouden
algemeene Tentoonstelling der Nijverheid van Insulinde. Hare
verzamelingen zijn grootendeels van deze en latere dergelijke
Tentoonstellingen afkomstig.
Bij den zuidwesthoek van het Koningsplein ligt aan Gang
Scott, die vandaar naar Tanah Abang voert, eene kleine doch
nette k e rk , die door eenige vermögende te Batavia woonachtige
Armenische kooplieden ten behoeve van hun bijzonderen ritus
uit eigen fondsen gesticht is en onderhouden wordt. Men weet
dat een deel der Armenische kerk, die zieh, ten gevolge der
monophysietische twisten, in de 6® en 7« eeuw van de Katho-
lieke kerk afscheidde, zieh later met den Paus verzoend en hem
als opperhoofd der Kerk erkend heeft. Yan deze geunieerde
Armeniërs moet men de schismatische onderscheiden, die aan de
monophysietische leerstellingen trouw bleven, en wier geestelijk
opperhoofd, Katholikos genaamd, zijn zetel heeft in het klooster
Etsjmiadzin bij Eriwan in Russisch Armenië. De Bataviasche
Armeniërs behooren tot deze afgescheidenen en hadden daaraan
in het vorige jaa r de overkomst van den Katholikos te danken,
bij gelegenheid dat hij in Britsch Indië de Armenische gemeenten
bezocht. Tot de Regeering staat die Armenische gemeente in
geene betrekking ; de dienstdoende geestelijke wordt door haar
zelve bezoldigd. Als een ander bewijs hoezeer de Bataviasche
Armeniërs het behoud hunner nationale en kerkelijke eigenaar-
digheden op prijs stellen, mag de door hen in 1855 op het erf
der kerk gestichte particulière school worden aangevoerd, wa'ar,
nevens de Nederlandsche en Engelsche talen, ook de Armenische
zou beoefend worden ’).
’) Algemeen Yerslag van het Schoolwezen in N. I. onder ult0. 1855, bl. 7.