
afstand van de kust liggen Gili Genting en Gili Radja en tee-
kenen zieh met scherpen omtrek op de blauwe wateren. De
eilanden hebben met hunne bevallige, in dichte lomtner veracholen
stranddorpen en hun grooten rijkdom aan kokospalmen een vriende-
lijk en welvarend voorkomen; de zee wemelt van visschers- en
handelspraauwen. De läge kust van Ja v a , meer dan 30 palen
verwijderd, onttrekt zieh aan het oog; maar de toppen van den
Idjen, den Ringgit, den Jang en den Tenger teekenen hunne
vormen in licht kenbare lijnen aan den horizon.
Ook verder längs den weg openen zieh van tijd tot tijd ruime
zeegezichten; de dorpen, hoewel talrjjk, hebben veelal geringe
bevolking en slechts een kleinen kring van sawahs, die echter
doorgaans met veel zorg zijn aangelegd. Vele onbevaarbare
riviertjes kruisen den weg en eindigen allen in zee met eene
bocht naar het westen, gevormd door de bank die zieh aan de
monding uit het water afzet. Waar de bodem voor bebouwing
te dor is, ziet men Calotropis gigantea en Euphorbia tirucalli
naast cacteeen en bamboe-halmen oprijzen. De desa Kapedi, vijf
palen voorbij Aeng daki, dankt eene zekere vermaardheid aan
eene heldere bron, waarin, naar het zeggen der inlanders, sedert
onheugelijke tijden vier palingen leven, wier aantal nooit ver-
meerdert of vermindert'). Drie palen verder, tusschen Kapedi
en Pragahan, ligt eene warme bron, Aeng panas, of, in Malei-
schen vorm, Ajer panas genoemd, wat beide w a rm w a t e r
beteekent. Ongetwijfeld heeft Madoera aan warme bronnen geen
gebrek; men vindt er in eigennamen en ook in hetgeen inlanders
aan de reizigers mededeelden, menigvuldige sporen van, maar
slechts zeer enkele zijn eenigszins nader bekend. De hier bedoelde
is de meest bekende van allen en werd in 1845 beschreven
door den Officier van Gezondheid YerschoorJ). Zij ligt in de
nabijheid der zee, ongeveer 20 voet böven hare oppervlakte,
aan den voet van kalkheuvels die zieh plotseling 50 ä 60 voet
verheffen, verder landwaarts een dal vormen, en dan weder allengs
tot veel aanzienlijker hoogte oprijzen. De bron heeft twee welopeningen,
waarvan de oostelijke ruim 1| voet in doorsnede
heeft; de andere is iets grooter, maar haar water gaat grooten-
deels verloren. Het overige water wordt verzameld in een Vierkante
badkom van 12 tot 14 voet diameter, omgeven door een
vruchtbaren tu in , en is overvloedig genoeg om aan de badenden
steeds versehen toevoer aan te bieden. In een glas gezien, is
het water kristalhelder, reuk en smaak zijn zwavelachtig, de
temperatuur is 34° C. bjj een luchtwarmte van 25“ tot 28° C.
s Morgens zag de heer Yerschoor er een weinig aardolie op
drijven, en in verband daarmede verdient opmerking, dat op een
afstand van omstreeks een paal landwaarts in, bij de desa Lantong,
een grootere aardolie-wel wordt aangetroffen, wier vroeger be-
langrijke opbrengst echter allengs zeer onbeduidend is geworden.
Dit is trouwens overal op Madoera het geval; in al de afdeelingen
wordt aardolie gevonden, maar de jaarlijksche opbrengst wordt
voor het geheele eiland op slechts 240 flesschen van 0.8 lite r,
en de gezamenlijke waarde ter plaatse zelve op nauwelijks 30
gülden geschat ‘).
Een kleine uitstap van Abng panas, groot 1 ^ paal in noordoos-
telijke richting, kan ons doen kennis maken met een ander
opmerkelijk natuurverschijnsel, eenige koude modderbronnen,
die te midden van een djagoengveld worden aangetroffen. Het
water is blauw-grijs van kleur, heeft geen bijzonderen reuk,
maar een zouten, tevens eenigszins naar aardolie zweemenden
smaak, en eene temperatuur van 29.5" C. bij 28.5° luchtwarmte,
en ontwikkelt, na bijmenging van zuren, eene groote hoeveelheid
koolzuurgas.
Twee palen voorbij Aeng panas bereiken wij Pragahan, en
nog Hjf palen verder Kadoeara. Dikwijls treft den reiziger hier
en elders de veerijkdom van Madoera; inzonderheid wordt veel
werk gemaakt van het eigenaardig runderras, klein en kort ineen-
gedrongen van gestalte, laag op de pooten, stevig gebouwd en
') X. T. v. X. I. IY. 449 v. XXYI. 76.»Yerschoor plaatsi de aardoliewel
op 4 k. 5 palen afstands van Ajer panas, maar was , zoo het sohijnt, ver-
keerd onderrioht. De Greve, in T. v. Xijv. en Ldbw. in ü . I., XI. 342,
sohat de opbrengst van het geheele eiland op 3.6 pikols.