
den heer von Rosenberg') gereproduceerd. Wat dezen persoon
kennelijk onderscheidt, is een zeer sterk uitgedrukt prognathismus,
dat aan zijn gelaat grootere overeenkomst geeft met een anthropo-
morphischen a a p , dan wellicht nog ooit in een menschelijk individu
is waargenomefi. Is deze Ardi werkelijk een Kalang, wat evenwel
door anderen bepaald geloochend wordt2), dan verdient zjjn
prognathismus zeker bijzonder de aandacbt in verband met het-
geen mij de heer van Musschenbroek mondeling verzekerde, dat
hij ook bjj andere Kalangs dien eigenaardigen gelaatshoek had op-
gemerkt, en met een photographisch portret van een Kalang te
Jogjakarta, da tik aan Dr. Groneman verschuldigd ben, en waarin,
schoon het anders met het portret van Ardi niet de geringste
overeenkomst heeft, toch ook een vrij sterk prognathisme niet te
miskennenis.Maarditis dan toch het eenige punt van overeenkomst
met de zwarte rassen dat ik in de Kalangs kan ontdekken. Hunne
huidkleur is doorgaans niet donkerder, hun haar is niet meer
kroezig dan bij de andere Javanen, en de heeren Ketjen en
Groneman zeggen uitdrukkelijk 3), dat zij lichamelijk niet van de
overige bevolking te onderscheiden zijn. Zelfs Ardi heeft geene
bijzonder donkere huidkleur, en over zijn haar valt, zooals
Meyer zelf erkent 4) , moeielijk te oordeelen, daar het zeer kort
is afgeschoren. Alleen zijn sterke baard heeft een weinig Javaansch
voorkomen, maar het reeds vermelde portret van een Jogjaschen
Kalang vertoont een volkomen baardeloos gelaat.
Zonder bepaald te willen loochenen, dat de Kalangs oorspronke-
lijktot een van de gewone Javanen verschillend menschenras kunnen
behooren, waarvan dan echter de zuiverheid reeds zooveel geleden
heeft, dat het moeilijk herkenbaar i s , acht ik het in den tegenwoor-
’) Der Malayische Archipel, S. 569. Von Rosenberg zwijgt echter geheel
over de afkomst yan dezen Ardi.
*) Dr. Groneman te Jogjakarta schrijft mij in een brief van 24 Sept. 1880:
,De door Meyer als photogram gereproduceerde Kalang is geen Kalang,
heeft niets met de Jogjasche Kalangs gemeen, en wordt door mijn berioht-
gever, den architect van Pangeran Joed& Keg&rK, bepaald als stamgenoot
geloochend.“
3) Ketjen, t. a. p ., bl. 424 ; Groneman in bovengemelden brief.
4) T. a. p., bl. 6.
digen stand der quastie hoogst gewaagd, iets omtrent hunne afkomst
te willen bepalen, en daar het niet duidelijk blijkt inhoeverze
in andere gedeelten van Java thans nog met genoegzame zeker-
heid van het gros der bevolking kunnen onderscheiden worden,
zal ik mij in de volgende regelen tot de beschrijving van hun
tegenwoordigen toestand in de Yorstenlanden beperken, en wel
inzonderheid te Jogjakarta, dewijl ik daaromtrent nauwkeurige
schriftelijke mededeelingen aan Dr. Groneman verschuldigd ben,
vervat in een antwoord op eenige, door het Kon. Saksisch Museum
van anthropologie en ethnographie, dat onder directie van Dr.
Meyer staat, aan eenige Indische autoriteiten gerichte vragen.
Dr. Groneman kreeg zgne inlichtingen van Mas Ngabehi Brädjä
Dent!,, kleinzoon van een voormalig hoofd der Kalangs van Jogjakarta
en zelf architect van Pangeran Joed! Neg!r!. Zelf rekent deze
persoon zieh tot de Kalangs en hij acht zieh met zijne stamgenooten
afkomstig van Hindoes en Arabieren met Javanen vermengd.
Hij begroot het aantal der Jogjasche Kalangs, evenals dat der
nog in dat rjjk aanwezige Pinggirs, op wel h o n d e r d , welk
woord echter naar inlandsch spraakgebruik slechts dient om een
belangrijk aantal aan te duiden, zoodat zij in werkelijkheid veel
talrijker kunnen zijn. Yelen wonen in eigen kampongs bijeen, die
nog den naam van Kalangans dragen, maar men vindt in dezelfde
kampongs toch ook soms Javanen, zelfs bij Kalangs inwonende,
terwijl omgekeerd niet zelden ook Kalangs bij Javanen in Javaansche
kampongs gehuisvest zijn. Wel zijn er Javanen die van samenwoning
met de Kalangs niet willen weten, maar dit is volstrekt niet algemeen,
en zelfs zijn voorbeelden van aanhuwelijking tusschen Kalangs
en Javanen niet zeldzaam. De zuster van Mas Ngabehi Br!dj!
D en t!, Mas adjeng Prapignja Moerti geheeten, is goendik van
Pangeran Djoeroe, oud-Rijksbestuurder van Jogja, en moeder
van twee zijner kinderen. Raden Ri! Moerta Redja, zoon van
wijlen Pangeran Mangkoe Koesoem!, is ook met eene Kalang-
vrouw gehuwd geweest, wier kinderen nog in leven zijn, en
vele andere voorbeelden zouden kunnen worden aangehaald.
De Kalangs van Jogjakarta zijn deels kooplieden, deels tim-
merlieden, deels magangs van Javaansche prinsen en hoofden.