
Vierkante palen en is de bevolking op meer dan 20,000 zielen
te stellen. In 1845 telde men e r, volgens Bleeker, 155 Europe-
anen of afstammelingen van Europeanen, 512; Chineezen, 1085
Arabieren, Bengaleezen en Maleiers, en 18877 Javanen. Latere
opgaven omtrent de bevolking zijn mij niet bßkend; maar uit
de Naamlijst der Europeesche ingezetenen van 1881, die 72 namen
te l t l) , zon ik opmaken, dat het totaal der Europeesche bevolking
thans minstens het dubbel van 1845 moet bedragen. De meeste
dezer familien zijn hier sedert een lange reeks van jaren gevestigd.
De Europeesche wijk van Gresik vormt een langwerpig vierkant,
dat men öf als een zeer breede straat, öf als een lang en smal
plein kan beschouwen. Daarvan zijn drie zijden bebouwd met
hooge en zeer nette steenen huizen, maar de vierde of oostzijde
is open en komt onmiddollijk aan zee u it, zoodat men er de
schepen op de reede ziet liggen. Dit plein is beplant met twee
rijen oude; hooge en zware tamarindeboomen, die eene heerlijke
schaduw verspreiden. Yroeger stond aan het zuidoosteinde het
fo rt, waarvan, schoon het grootendeels tot kantoren en pakhuizen
verbouwd is , nog enkele ov erblijfsclen te zien zijn. Het in 1829
dicht bij het strand gestichte kerkje is een eenvoudige, maar
luchtige steenen pandäpä, waarin eenmaal ’s maands door een
der predikanten van Soerabaja wordt dienst gedaan. De Arabische
■wijk ligt ten noorden, de Chineesche ten zuiden der Europeesche
stad. De aloen-aloen, die niets opmerkelijks biedt dan eene meer
door grootte en ouderdom dan door fraaiheid merkwaardige moskee
en een eenigermate steedsch aanzien, ligt aan het zuidelijk uit-
einde der plaats, en het is tusschen hare oostzijde en het strand
dat zieh de Chineesche kampong inschuift, die geenszins door
zindelijkheid uitmunt. De inlandsche wijken vormen eene menigte,
meestal zeer bekrompen straten of gangen.
E r worden te Gresik verschillende takken van industrie uit-
geoefend: visscherij en vischteelt, weverij, kalkbranderij, koper-
gieterij en koperslagerij, de laatste vooral door de hier zoo
menigvuldige Arabieren, aan wie ook de meeste handelsvaartuigen
behooren, terwijl de handel in edelgesteenten, goud en olien
i) Oehuwde vrouwen en kinderen zijn daarbij niet vermeld.
schier uitsluitend door hen gedreven wordt. Met andere handelstak -
ken, zooals het debiet van lijnwaden, zijden stoffen, rotan enz. ,
houden zieh vooral de Chineezen bezig. In 1848 bestond de handels-
vloot van Gresik uit 33 vaartuigen, waarvan slechts 4, te zamen
227 last metende, aan Europeanen behoorden, al de overige,
metende 3742 last, aan Arabieren en Chineezen. Opgaven van
latere dägteekening zijn mij niet bekend. Yele ingezetenen van
Gresik zijn gegoed en de plaats is in het algemeen welvarend.
Het grootste bezwaar dat zij voor de bewoners oplevert, is het
gebrek aan goed drinkwater, zoodat deze onmisbare behoefteop
grooten afstand, meest van Soetji, moet gehaald worden.
Na aldus een blik op den algemeenen toestand van Gresik te
hebben geworpen, zullen wij de voornaamste merkwaardigheden
van stad- en omstreken in oogenschouw nemen. In de eerste plaats
bezoeken wij de inlandsche begraafplaats of astana, die aan den
grooten weg naar Soerabaja aan den uitgang der negeri is gelegen.
Zij bestaat, evenals de begraafplaatsen die wij te Koedoes,
Toeban en elders leerden kennen, uit verscheiden ommuurde
pleinen en pleintjes, waarop de graven verspreid liggen. Het
oudste gedeelte vertoont ook hier den Hindoestijl. Behalve aan
eenige uit gehouwen kalksteen of baksteenen opgetrokken muur-
gedeelten, v is deze kenbaar aan de beide hoofdpoorten, die dan
ook veel van den tand des tijds geleden hebben. Dehoogste,de
Gapoerä wetan‘) (oosterpoort), heeft een kroonstuk waarvan de
hoogte die van het lichaam der poort evenaart; men kan ze niet
aanzien zonder zieh te verbazen, dat de draagbalken zulk een
vracht van steenen zoo lang hebben kunnen torsen, zonder te
bezwijken. Men heeft dan ook een ingang bezijden de poort
gemaakt, om de gewijde plaats te betreden. Het voornaamste
monument is de ons reeds bekende 2) marmeren sarkophaag van
Malik Ibrahim, den oudsten apostel des Islams op Java. Deze
tombe is geheel open; sommige andere zijn overdekt met gemet-
') Gapoerä wntan is, volgens v. Hoevell, Reis. 1 .153, de naam der begraafplaats
zelve. Dit komt mij zeer onwaarsohijnlijk voor, maar ik ben geneigd
te gelooven, dat het gedeelte der stad (de kampong) waarin de begraafplaats
ligt, naar de hier vermelde poort Gapoerä wätan genoemd wordt.
2) Zie D. I I , bl. 184.