
de 1) , niet opnieuw in deze wateren het hoofd opsteken en het
van verdedigingsmiddelen beroofde Bawean bedreigen zal.
De hoofdplaats Sangkapoera ligt aan eene baai aan de zuidzijde
van het eiland, op een afstand van 84 Engelsohe mijlen of 13
uren stoomtijd van Boerabaja, en wordt geregeld bezocht door de
stoombooten die eenmaal ’s maands van Soerabaja naar Bandjer-
masin en vice versa varen; ook heeft het eiland goede wegen,
waarlangs men het kan rondreizen, meestal op geringen afstand
van het strand blijvende. Men gaat van Sangkapoera oostwaarts
naar Daoen Timoer (3( paal), vandaar längs de oost- en ver-
volgens längs de noordkust naar Tambak (14|-paal), van Tambak
in zuidwestelijke richting dicht längs het strand naar Soewari
(115 paal), en van Soewari weder oostwaarts naar Sangkapoera
(5) paal). Bovendien is er een weg van minder klasse dwars
door het eiland, van Zuid naar Noord, die Sangkapoera recht-
streeks met Tambak verbindt en 12 palen lang is. Men ziet
hieruit dat Bawean gemakkelijk te bereizen is; ik mag er
bijvoegen dat zijne natuurlijke schoonheid het een bezoek over-
waardig maakt. Men vindt er het bekoorlijke bergmeer Telägä
Kastäbä *); een Goewä of onderaardschen gang, die met de schoon-
ste grotten van Java kan wedijveren; den zeer romanesken
waterval van de Soengei Täpä, die ruim 70 voet hoog is. Over
het algemeen is het eiland hoog en boschrijk, ofschoon de hoog-
ste toppen, de G. Tinggi en de G. Badja , zieh niet veel meer dan
600 meters boven het zeevlak verheffen. Yan den top van den
Goenoeng Tinggi, die in 1843 het eerst door Europeanen werd
bestegen, geniet men een panorama dat het geheele eiland om-
vat en door weinige in schoonheid. overtroffen wordt. Slechts
nabij het strand vindt men hier en daar vlakten, waarvan de
voornaamste, 3 j vierk. paal groot, die is waarin de hoofdplaats
is gelegen. De drie natuurrijken wedijveren op het eiland in
merkwaardige producten. Wat het delfstoffenrijk betreft, herinner
ik aan de bruinkolen die men er gevonden heeft en waarover
’) Zie T. v. K. I. 1851. I, bl. 161, 162.
s) ‘Waarvan eene afbeelding gegeven is in T. v. N. I. 1851. I , tegenover
bl. 158.
reeds elders in dit werk is gesproken ’); aan het fijne witte
kwartszand dat van Bawean in belangrijke hoeveelheden naar
Soerabaja wordt verscheept, om zijne uitnemende geschiktheid tot
het bekleeden van smeltovens; aan het voorkomen op dit eiland
van zeer merkwaardige ronde, roodachtige, laagswijze gevormde
steentjes, die de inlanders als kogels voor hunne lela’s gebruiken, en
die men gist dat door afzettingen van minerale wateren gevormd zijn2).
In het plantenrjjk verdient de buitengewone ontwikkeling en schoonheid
van het hout der tjamplongs 3) evenzeer opmerking, als de rijk-
dom van sommige streken aan kajoe-poetih-boomen, waarvan echter
de inlanders slechts de bladeren en vrucht als geneesmiddel
aanwenden, daar zij de bereiding der bekende kajaput-olie niet
verstaan 4). Eindelijk is het dierenrijk merkwaardig door eene
alleen hier voorkomende hertensoort, Cervus Kühlii 6); door
een klein , maar deugdzaam paardenras; door de grootte der
civetkatten en de bijzonder goede hoedanigheid van het cive t;
door het voorkomen aan het strand van vele sponsen, die,
ofschoon niet van uitstekende hoedanigheid, toch zeer bruik-
baar zijn. Ook verdienen de geaardheid, de levenswijze en de
maatschappelijke toestand van de bevolking de aandacht van den
vreemden bezoeker. Aikeerig van den landbouw beperkt zij den
veldarbeid op hare individueel bezeten akkers liefst tot het strikt
noodige, maar daarentegen is zij vol geestdrift voor het zeele-
ven, en heeft zij in visscherij en overzeeschen handel de bronnen
gevonden voor een welvaart en rijkdom die zieh onder andere
nitdrukken in de zncht om woningen en huisraad met fraai.snij-
werk te versieren 6). Schilderachtig zijn de tooneelen die in de
maanden Juni—Augustus de nachtelijke vischvangst längs het
klippige zeestrand bij het licht van honderden flambouwen ople-
vert. In ijver voor den Islam, in zorgvuldige opVolging dervoor-
1 D* W- 109- 3) N. T. v. N. I. XXIX. 472, 485.
3) Calophyllum inophyllum L.
) Dat hier aan den echten kajaput-boom, Melaleuca CajuputiT&xb .,te denken
is, zou ik niet durven verzekeren. De naam kajoe poetih is gemeen aan
onderscheiden boomen yan verschülende familien, waarvan de meeste aromatische
olien opleveren.
5) Zie D. I , bl. 250. 6) Zie D. I , bl. 450.