
is in 1865 vervangen door een fraaien steenen, waarvan hot
licht zieh 46 meters boven den waterspiegel verheft, en v an h e t
dek van een gewoon schip op een afstand van vijf duitschemij-
len zichtbaar is l). Bij den seinpost is ook een tijdbal geplaatst
voor de verificatie der chronometers, terwijl de lichtopzichter ook
met het beheer van tijdbal en seinpost belast is *). Bovendien heeft
Anjer sedert 1869, op het uiteinde van het wester havenhoofd, een
ijzeren lantaarnpaal met rood staand licht, onder het toezicht
van een inlandschen lichtwachter.3)
Anjer is , met uitzonderirig van het oostelijk deel, dat zieh
geheel als een gewone kampong voordoet, eenigszins in den vorm
van een stadje gebouwd; want de huizen, hoewel laag en onaan-
zienlijk, zjjn in blokken vereenigd en door straten of wegen
gescheiden, die zelfs van naambordjes voorzien zjjn. De voor-
naamste straat, waarop ook de postweg uitkomt, loopt in het
noordelijk deel van Anjer längs het strand en splitst zieh verder
op in den weg naar Tji ßingin en de laan die naar het monument
van lord Cathcart voert. Dit is eene tien meters hooge
piramide met een latijnsch grafschrift, door Raffles opgericht tot
vereering der nagedachtenis van den kolonel Charles lord Cathc
a rt, die den 10 Juni 1788 op der reede van Anjer overleed 4).
Bij helder weder geniet men te Anjer een heerlijk gezichtop
straat Soenda. Het groene, door het schuim op de riffen als door
een zilveren rand omzoomde eiland Dwars in den weg rijst on-
geveer 30 meters hoog uit de golven, en komt prächtig uit
tegen den achtergrond door Sumatra’s Zuidoostkust gevormd,
waar de Radja Bassa zijne kruin tot een hoogte van 1340 meters
statig tot in de wolken verheft. Verder westwaarts verliest zieh
de blik in de diepte der Lampongbaai, wier ingang grootendeels
is bedekt door de hooge vulkanische eilanden Seboekoe en Sibesi.
Zuidwaarts van het laatste schijnt zieh de wat naderbij gelegen
*) Regeeringsveralag 1865, bl. 233. s) Staatsbl. 1867, n°. 11.
3) Regeeringsveralag. 1870, bl. 31.
4) Eene afbeelding van dit monument en het schoone landschap waarin
het zieh verheft, vindt men in de „Memoir of the life and services of Raffles
terwijl de inscriptie wordt medegedeeld door Roorda van Eysinga, Reizen
en Lotgevallen, IV. 259,
steil oprijzende eilandberg Rakata, van den voet tot den meer
dan 800 meters hoogen top met bosschen bewassen, op de baren
te wiegen.
Niet minder schoon is eene wandeling in het gebergte achter
Anjer, b. v. wanneer men de waterleiding tot aan hären oorsprong
vervolgt. Anjer is beroemd door zijne kokospalmen, die er uitge-
strekte plantsoenen vormen en nergens op Java weliger groeien.
Terwijl de zandbodem längs het strand bedekt is met millioenen
van de dichtopeengepakte stekelige kroonen der Teki lao e t') ,
vaak opgeluisterd door de klokvormige bloemen van de zieh
sierlijk er doorheen kronkelende Daoen katam s) en hier en daar
afgewisseld door boschjes van Baloentas 3) , vormen de kokosboomen
den hoofdtrek in de vegetatie van Anjers landzijde ; doch
naarmate men längs de heilingen der bergen opstjjgt, worden zij
meer en meer afgewisseld door welige rijstvelden en tuinen, door
frissche en dartele bergstroomen doorkronkeld.
Dezelfde bekoorlijke verscheidenheid van gezichten naarmate
men den blik rechts naar de zee of links naar het gebergte wendt,
zooals ze als van zelf voor de verbeelding verrijst van ieder die
ooit den weg längs de Ligurische zee tusschen Nizza en Genua
heeft afgelegd, bljjft den reiziger vergezellen die zieh van Anjer
naar Tji Ringin begeeft. De weg, in 1828 aangelegd, en die
als een zijtak van den bij Anjer eindigenden postweg van Daendels
kan worden aangemerkt, is aanvankelijk met djatiboomen be-
plan t, daarna door heggen van euphorbiaceeen bezoomd, voert bij
den post Sirih een eind weegs door het maagdelijk woud en wordt
vooral merkwaardig waar h ij, voorbij den post Tawieng, door de
in zee uitloopende trachietkammen der zacht afhellende bergen
wordt gedragen, niet het minst om de zonderlinge mengeling van
berg- en strandvegetatie, daar de trotsche kiara’s en andere
woudboomen zieh längs die ruggen tot den zeeoever voortzetten,
zonder de heesters en kruiden wien dit gebied van rechtswege
toekomt, geheel te kunnen verdringen. Tusschen Tawieng en
Pasaoeran ligt aan de strandzijde van den weg eene 30 ä 40
voet hooge trachietmassa, waarin, zoo het schijnt, de golfslag
') Cyperus rotundus. 5) Ipomaea pes caprae. 3) Conyza indica.