
andere vruchtbooraen beschaduwd, en eenige overblijfselen van
de steenen buitenmuren en de binnenpoort van het verblijf van
een inlandschen groote verspreid liggen *).
De weg loopt door tot aan de ruinen van het fort Speelwijk,
dat in 1686 van eene enkel met palissaden omheinde ruimte tot
bescherming van den boom, in een meer regelmatige sterkte
met steenen muren herschapen w e rd 2). Dit fort was gelegen
aan de zijde van het strand, en men doorkruist dus om het te
bereiken het geheele terrein der oude stad , welker grenzen men
echter lang overschreden heeft, voordat men iets van de oude straften
en gebouwen herkennen kan. Het blijkt trouwens uit de
oude beschrijvingen der stad, dat zij eigenlijk slechts uit een
ordelooze verzameling van omheinde kampongs vol klappers en
andere vruchtboomen bestond, en dat hare huizen uit de ge-
wone hoogst vergankelijke bouwstoffen der Javaansche woningen
waren opgetrokken. Die doolhoof werd doorsneden door drie
wegen, uitloopende op het groote plein waaiaan ten westen de
kraton paalde, terwijl de groote moskee aan zijne noordzijde
aan 't westeinde van een afzonderlijk pleintje gelegen was.3) De
ruinen van het fort Speelwijk, uit twee nauwelijks meer herken-
bare bastions en de zieh daaronder bevindende donkere en voehtige
kasematten bestaande, een paar nog overeind gebleven steenen graf-
teekenen van de daaraan palende voormalige Europeesche begraaf-
plaats, die overigens door de wortels der waringins geheel is omge-
woeld en vernield, de moskee endedaarvoor gebouwde menarah
>) Met een woord wordt van die overblijfselen gewag gemaakt T. v. R. I.
III. 2. 703 en VII. 1. 228 Van de Velde, Gezigten van K. I . , beeldt ze
af op plaat X II, maar ofschoon die het ondersehrift: „Overblijfselen van den
dalam der gewezen Sultans van Bantam“ draagt, wordt in den tekst, bl. 11,
tusschen dat gebouw en den eigenlijken in 1832 geheel gesiechten dalam een
duidelijk onderscheid gemaakt DeBniettemin is in Buddingh’B Neerl. 0. I.
een willekeurig gewijzigde kopie dezer afbeelding aan de beschrijving van
den eigenlijken kraton (I. 77, 78) toegevoegd.
8) In hetgen Dl. I I , bl. 514, over die sterkte gezegd werd, is 1783 een
drukfout voor 1683, maar ook dat cijfer moet verbeterd worden naar Valentijn,
IV. 1. 214.
3) Valentin, IV. 1. 214 v.; W. Schouten, ßeistogt, II. 124 (uitgave van
1780); Stavorinus, Reize naar Batavia , 1 . 4 9 (Eng. vert. van Wilcock, I. 37).
en de graven der oude koningen, ziedaar alles wat thäns nog
is overgebleven van eene stad, die eenmaal groot en beroemd
was, al kon zij ook in haar besten tijd op den naam van stad
eigenlijk geen aanspraak maken.
Het zoo even vermelde groote plein, de aloen-aloen van den kraton,
door de Europeesche schrijvers gewoonlijk, maar ten on-
rechte, de pasdban genoemd '), prijkt nog met twee buitengewoon
omvangrijke waringins, die steeds voortgaan hunne honderden
stammen met nieuwe te vermeerderen. Yan den kraton zelvenis
echter nauwelijks eenig spoor meer over. Valentijn verhaalt, dat
hij in 1680 gebouwd was door Hendrik Lucaszoon Cardeel, met-
selaarsbaas in dienst der Compagnie, die acht of tien jaren te
voren naar Banten was weggeloopen, e n , in gunst bij den Sultan
gekomen, den Islam omhelsd en den titel van Pangeran Wira
Goena erlangd had, maar later tot de Compagnie en het Christendom
teruggekeerd en in 1711 te Batavia gestorven is 2). Dit
verhaal wordt bevestigd door Nikolaas de Graaf, die Banten in
1685 bezocht en met genoemden persoon, dien hij echter Hendrik
Laurens, geboortig van Steenwijk, noemt, en den titel van Orang
Kaja in plaats van dien van Pangeran geeft, onderscheiden ge-
sprekken hield 3). Stavorinus zegt dat een opschrift in het Hol-
landsch op een boven de poort gemetselden steen den naam des
bouwmeesters vermeldde, en geeft dien op even als de Graaf4).
Later is om den kraton het fort de Diamant heen gebouwd,
waarin de Compagnie eene bezetting onderhield die den Sultan
in naam tot eerewacht strekte, maar inderdaad diende om hem
te bewaken6). De kraton, door de Bantenners in hooge eere
gehouden, heeft het door Daendels en Raffles gesloopte rijk nog
eenige jaren overleefd. Eerst toen in 1832 de laatste, maar bloot
') Paseban, dikwijla verbasterd tot passeerbaan, is niet het plein zelf, maar
de open gehoorzaal op de aloen-aloen waar de Javaansche ambtenaren ambts-
halve met hunne hoofden samenkomen en waar de tereohtzittingen gehouden
worden. 3) Valentijn, IV. 1. 215.
3) Voyages de R. de Graaf. 200. 4) Reize naar Batavia. I. 53.
8) Zie Dl. II. 514. De kraton moet reeds lang voordat hij door den Hollandschen
renegaat verbouwd werd, onder den naam van Soeroesoean bestaan
hebben.