
muur, hoog genoeg om ook bij vloed te verhoeden dat de zoute
golven zieh met haar water vermengen. Yan het strand nadert
men dien put over een opgeworpen zeehoofd, en zoowel de
bewoners der naburige kampongs als de sloepen der zeeschepen
komen zieh hier van drinkwater voorzien. Die put in zee, zelfs
bij de laagste eb door de golven omspoeld, wekt het vermoeden
dat het strand door de zee afgeknaagd en voor de golven
teruggetreden is sedert dat bouwwerk Werd vervaardigd, en inder-
daad kan men zieh moeielijk een denkbeeld maken van een in
het water zelf opgerichten muur die de zoute wateren afweert
van de zoete wateren die er in opwellen. Men kan zieh echter
eenigermate voorstellen dat dit mogelijk zou zijn, wanneer
men verneemt dat men op de plaats dezer wellen wel eens bij
zeer läge eb den hollen stam van een lontarpalm in den grond
heeft gedreven, en wanneer dan het zand uit den stam was
gebaggerd, een zeer goed drinkwater verkreeg. "Wat den oor-
sprong dezer wellen betreft verdient mijns inziens de gissing
vermelding, dat zij eigenlijk niets anders zijn dan de uitwatering
van onderaardsche riviertjes, die in den poreusen kalkbodem
van Eembang even goed kunnen voorkomen als in het Zuider-
gebergte in Jogjakarta, waar ik op een soortgelijk verschijnsel
heb gewezen ’).
Bijzondere opmerkzaamheid verdient de astana van Toeban,
zeker een der oudste van de op Java bestaande begraafplaatsen.
Yoor den inlander is zij vooral belangrijk door het graf van
Soesoehoenan Bonang en door het wonder waaraan Toeban te
danken heeft, dat het op het bezit der asch van dien heilige
mag bogen 2). Yoor ons is zij inzonderheid merkwaardig door
de schoone overblijfselen der oudheid die zjj bevat, inzonderheid
door die oud-Javaansche poorten die ook aan de opmerkzaamheid
Yan Yalentijn niet zijn ontgaan. Zij ligt achter de moskee; maar
de gewone toegang bevindt zieh in een zijstraat en voert over
*) Zie boven blz. 651. Men zie over de wellen bij Toeban Rengers, t. a.
p. 173; Buddingh, N. 0 . I., L 275; van Waey in T. v. N. X. 1875. II. 168;
te Mechelen t. a. p.
2) Zie daarover reeds D. I I , bl. 190.
vier pleintjes, waarvan men het eerste • binnengaat door een läge
poort van later tijd , die niets opmerkelijks heeft. Het belangrijkst
zijn de poort die naar het tweede plein voert, en die waarmede
men de eigenlijke begraafplaats betreedt. Zij zijn in den stijl van
Mädjäpahit gebouwd en ontwikkelen haar massief breede flanken
in een grooten rijkdom van uit- en inspringende ljjsten. De
poorten van het derde en vierde plein zijn in denzelfden stijl,
maar lager, en zij missen de kolossale kroonstukken, die de
hoofdpöorten onderscheiden. Ik merk hierbjj nog op, dat ook het
plein vöör de moskee door een hooge poort en twee zijpoorten,
geheel van hetzelfde karakter, betreden wordt. Deze aanwending
van den Hindoestijl bij gebouwen door belijders van den Islam
gesticht, verplaatst ons in hetzelfde tijdvak als de soortgelijke
monumenten van Koedoes, die echter van de Toebansche daarin
verschillen, dat deze laatste van gehouwen kalksteen, die van
Koedoes van roode gebakken steenen zijn opgetrokken '). Maar
er is op de Toebansche begraafplaats nog meer te bewonderen.
Om alleen het belangrijkste te noemen, wijs ik op de p a n d ä p ä
r a n t e , een langwerpige pandäpä, die rechts van de binnenzjjde
der eerste groote poort verrijst. Ofschoon zij door een sirappen
dak van later tijd gedekt is , heeft zij veel van den tanddes tijds
geleden; maar men herkent ze niettemin nog als een smaakvol
kunstwerk in oud-Javaanschen stijl. Prächtig snijwerk bedekt
zoowel hare boven-dwarsbalken als de acht stijlen waarop zij
rust. De overlevering zegt, dat deze pandäpä van Mädjäpahit naar
Toeban is overgebracht, en dat ze, tijdens zij den Maharadja eene
plaats bood om van de staatszorgen uit te rüsten, met een tralie-
werk van gouddraad omgeven was. Tegenover deze pandäpä,
rechts van de lagere poort die naar het derde plein voert, staat
onder een kleine pandäpä, op een gemetseld voetstuk, een ander
merkwaardig kunststuk, een keurig oud snijwerk, gevormd uit
een stuk djati-stam met 'afgeknotte takken 3). Men ziet er boomen,
') De bedoelde Koedoesche monumenten zijn boven, blz. 757, slechts met
een woord vermeld, omdat er reeds D. II, blz. 204, over gesproken was.
2) Volgens Yan Hoevell, Reis, I. 144, uit den omgekeerden wortel van
een nangka-boom met drie opstaande worteltakken. Dezelfde schrijver zegt