
gevoelig is. De meeste dezer wellen zijn echter van geringe be-
teekenis; alleen bij de hoofdbron willen wij nog een oogenblik
verwijlen. Zij ligt aan den voet van den heuvel die de zuideljjke
gren8 der vallei vormt, en het op drie plaatsen uit den zandach-
tigen bodem opborrelende water vult eene kom die 10^ meter
in omtrek en omtrent 1 meter diepte heeft, terwijl het overtollige
vocht door eene opening in den rand naar de slechts 14 meters
verwijderde rivier afstroomt. De bron stoot veel koolzuurgas uit
en in hären omtrek bespeurt men een sterken reuk van jodium
en petroleum. Aardolie komt trouwens overal in deze vallei en
zelfs op zeer geringen afstand van de wel te voorschijn, maar de
hoeveelheid is te gering en de hoedanigheid te siecht, om er
eenige waarde aan toe te kennen.
Het plan om te Plantoengan een badetablissement op te
richten, werd in 1842 door het militair departement opgevat en
in 1844 waren de gebouwen voltooid. De resultaten waren aan-
vankelijk zeer günstig, en men meende dat zelfs melaatschen te
Plantoengan genezing van hunne afzichtige kwaal konden vinden.
Wel werd de onderneming in 1854 door Dr. Mandt, die haar
van den aanvang af bestuurd had, van de Regeering overgeno-
men en verder voor eigen rekening beheerd, maar er werden
niettemin de noodige schikkingen voor de verpleging van zieke
militairen getroffen en steeds werden ze in grooten getale naar deze
inriehting gezonden. Intusschen schijnt men de waarde der wateren
van Plantoengan aanvankelijk zeer overschat te hebben; van
jodium althans zijn er bij nauwkeurig onderzoek slechts zeer
geringe sporen in gevonden. Groote moeilijkheden beletten boven-
dien om Plantoengan, op de wjjze der groote badplaatsen van
Europa, tot een vereenigingspunt der beau-monde te maken. De
aanwezigheid van zoovele zieke militaireD, waaronder steeds
vele melaatschen, is weinig uitlokkend. Middelen om zieh te
verstrooien ontbreken er bijna geheel, tenzij men een- net aan-
gelegde bloemtuin met een vischvijver in het midden of het
schoone gezicht op den Prahoe daartoe wil rekenen; doch met
zoo weinig zijn de meeste badgasten op den duur niet te vreden.
De geheele inriehting heeft iets nederigs en primitiefs, dat alle
vergelijking met plaatsen als Baden-Baden of Monaco buitensluit,
en zelfs over de geschiktheid van het klimaat bestaat groot
verschil van meening. Desniettemin heeft de plaats als gezond-
heidsetablissement nog steeds een goeden naam en mag zij zieh
in betrekkelijken bloei verheugen ‘).
Tan Plantoengan keeren wij weder naar Seläkaton, om vandaar
den 10i palen langen weg te volgen, die eerst dwars over het
plateau en voorts, na veel klimmen en dalen over een hoogen
bergrug, van welks kam men het heerlijkste panorama geniet,
naar Sidämoekti en vandaar naar Wileri terugvoert.
Te Wileri zijn wij längs den grooten postweg, dien wij nu
weder volgen, 5 palen verwijderd van de districtshoofdplaats
Troekoe en 11* van Kendal, de in het gelijknamig district gelegen
hoofdplaats van het regentschap. De weg gaat steeds door
de strandvlakte, eerst noordoost- en dan oostwaarts, en over-
schrijdt, ongeveer in het midden tusschen Troekoe en Kendal, de
rivier Bodri, waarover eene brug van meer dan 40 meters lengte
is geslagen. De Bodri, d i k w i j l s , maar zoo het schijnt ten onrechte,
Kali Poetri 2) genoemd, ontstaat, op de. grens van het regentschap
Kendal met Kadoe, uit de samenvloeiing van de Kali
Logang en de Kali Loetoet, vormt grootendeels de grens tusschen
de districten Troekoe en Perboean en besproeit Pengadon, de
>) De liString der bronnen van Xgasinan, Gebangan en Plantoengan iso p de
k a a rten van Ju n g b u h n en Yersteeg hoogst gebrekkig aangewezen, zoodat de
lezer moet gewaarsohuwd worden, die k a a rten bier met te gebrwken. De
lite ra tu u r over deze bronnen is nog al rijk en in de meeste stukken worden zij
gezamenlijk behandeld. Ik geef hier eenige der voornaamste stukken op ,
zonder te vermelden wat ik aan ieder afzonderlijk o n tle e n , wat veel te veel
mimte vorderen zou. In h e t Hat- en Gen. Arch._ se h reven daarover deigenees-
kundigen Bleeker, Mandt en Fromm, I. 149, lo 2 , 327 (1844), I I 27 , ,
634, 694 (1845), I I I . 494, 513 (1846), IY . 170 (1847); in het 1.
een ongenoemde, IY. 2. 122 (1842), Bleeker. 1850. I. 13; in h e t X .T .v .X .
I Maier, I. 33, 115 (1851) en XXX. 413 (1868). Zie verder de brochures van
Prof. G. J . Mulder over Gebangan’s en Asinan s w a te r, Rott. 1845 en 1847
Jung h u h n ’s Ja v a , II. 264, 1348; Buddingh, X. O. I. I. 1 5 9 ; Kol. Yersl. 18
,uitg Kemink), bl- 60; P r. P . A v. d. L ith , Red. 0 I. 56
») Fromm in H a t. en Gen. Arch I I 494; Kussendrager, Ja v a . 1 7 9 Uit
de vergelijking met de topographische k a a rt van Samarang ziet men d a to o k
de loop dezer rivier op de vroegere k a a rten geheel verkeerd was g e te e k e n d ,
behalve op die van van de Yelde.