
Zelfs onder de conservatieve Soendaneezen is de vasthoudend-
heid der Tji-boeroejers, de „toekoeh Tji Boeroei“ , ten spreek-
woord geworden; en toch hebben ook bier nieuwe begrippen
zieh doen gelden. De vroeger ontoegankeljjke poesaka’s zijn
herhaaldelijk aan Europeesche geleerden vertoond en zelfs tijde-
lijk ten onderzoek afgestaan, de toegang tot het dorp wordt
niet langer aan vreemdelingen geweigerd, de reuk van heiligheid
is sterk aan. het afnemen, en men brandt er zelfs petroleum,
schoon de twjjfelachtige weldaad van dat nieuwe lieht er gekocht
werd door een brand die 30 huizen vernielde en aan vijf menschen
het leven kostte *).
Wij bevinden ons hier reeds een aanmerkeljjk eind op weg
naar den top van den Tji Korai, op wiens grootsche verschij-
ning wij reeds zoo dikwijls den blik mochten richten. Wij zullen
de wandeling derwaarts voortzetten, na te hebben opgemerkt dat
de tegenwoordige districtshoofdplaats van Panembong, Tji Gedoeg,
— de voormalige, zelve Panembong geheeten, ligt nabij de Tji
Manoek, 4 a 5 palen dichter bij Garoet, — op den westelijken
voet van den Tji Korai ligt, en door een weg over zijne helling
met het ons reeds bekende, op den zadel tusschen dezen berg
en den Pepandajan gelegen Tji Kadjang 2) verbonden is.
De Tji Korai is een prächtige kegelberg, die van al de bergen
tusschen den Grede en den Tjerimai de grootste hoogte,
namelijk die van 2813 meters, bereikt; maar een krater is aan
dezen berg niet meer duidelijk te onderscheiden. Hij is aan
zijne lagere hellingen met koffietuinen, hooger op met de prächtigste
bosschen bedekt, die al de gewone verscheidenheid en
meer dan den gewonen luister der Javaansche bergwouden ten
toon spreiden. De kanaalvormige paden der rhinocerossen, die
elkander menigwerf kruisen, zijn ook hier den reiziger van veel
nut om gemakkelijker den top te bereiken. Die top vormt een
klein, rondachtig plat, 50 voet lang en 30 voet breed, en van
den scherp begrensden rand af steil naar de met woud bedekte
hellingen afdalende, behalve dat hij aan de west-zuidwestzijde,
') Holle in T. v. T. Ld. en Yk. v. N. I. XXIV. 175 v.
s) Zie boven, biz. 329, 330, 333.
omstreeks 25 ä 30 voet lager, nog een vrij ruimen voorsprong
heeft. Waarschijnlijk is de spits een deel van den voormaligen,
naar het zuidoosten heen geheel verbrijzelden kratermuur, terwijl
de zijdelingsche spieet of kloof, die zieh naar die zjjde opent
en waaruit de meergemelde rivier Tji Korai afdaalt, wellicht een
vervorming van den voormaligen ketel is. Heerlijk is het uitzicht
dat zieh op den liefelijken to p , met zjjne schoone Alpen-flora, naar
alle zijden opent. Uit vijf vuurmonden, de kraters van den Grede,
den Goentoer, den Kawa Manoek, den Pepandajan en den Slamat,
ziet men de dampwolken omhoog stijgen, terwijl daartusschen
zeven andere nog meer of min werkzame Vulkanen verrijzen,
de Tankoeban Prahoe, de Tampomas ‘), de Patoeha, de Wa-
jang, de Telaga Bodas, de Galoenggoeng en de Tjerimai, wier
dampen vanhier niet zichtbaar zijn.
Ook op den top van den Tji Korai worden, evenals op dien van
den Boekiet Toenggoel, den Tampomas, den Salak en andere
hooge kegelbergen, de sporen van kunstmatige bearbeiding aan-
getroffen. Die top is door menschenhanden gelijk gemaakt en
door omgangen in' eenige boven elkander liggende terrassen ver-
deeld. Ook ziet men er eenige Vierkante, drie ä. vier voet diepe,
regelmatig gevormde gaten, waarvan de bestemming niet recht
duidelijk is. Dat ook de top van den Tji Korai den vromen zin
der Soendaneezen een geschikte bidplaats scheen aan te bieden,
is klaar, en niet onwaarschijnlijk is het, dat dit in eenig verband
staat met de vereering der daar wonende geesten der voor-
vaderen, die wij in het dorp Tji Boeroei aantroffen 2).
Wij keeren thans naar Garoet terug, om van daar een laat-
sten uitstap in oostelijke richting te maken naar den top van
den Goenoeng Telaga Bodas, den Berg van het Witte Meer 3).
*) Zie boven, blz. 243.
2) Junghuhn spreekt in zijn „Java,“ H, bl. 119, over den Tji Korai slecbts
met een enkel woord, maar beschrijft aldaar, bl. 542—556, uitvoerig zijne
beklimming van dien berg in 1844. De geographische ingenieur G. A. de
Lange beklom den Tji Korai in 1855. Zie Nat. T. v. N. I. XI. 76 , 79.
3) De beklimmingen van dezen berg zijn menigvuldig. Zie b. v. De Wilde,
Preanger Reg. 114; Junghuhn, Reisen. 210, Java, II. 120; Nat. T. v. N. I.
IV. 141, VIII. 204; Jagor, Reiseskizzen. 155; Groneman, Bladen. 64.