
Militaire Hospitaal, dat algemeen als een der beste inrichtingen
van zij ne soort wordt geprezen. Het met eene verdieping op-
getrokben gebouw is met het front naar het noordoosten gericht
en omgeven door een breede, koele galerij ; de beide zijvleugels
zijn eveneens van galerijen voorzien. Men vindt er afzonderlijke
zalen voor de verschillende militaire rangen en ruime woningen
voor de OfiBcieren van Gezondheid en andere beambtën. Dit alles
is, te gelijk met een fraaien tu in , door water omgeven. De lokalen
zijn allen luchtig en voor de verpleging van omstreeks 400 zieken
voortreffelijk ingericht. Ook civiele ambtenaren en particulieren
knnnen hier tegen billijke betaling verpleegd worden. Aan de
oostzijde der rivier is, tegenover het Hospitaal, eene begraafplaats
aangelegd, waar vooral zij die in het gesticht overleden z ijn , de
laatste rustplaats vinden.
Te Simpang is de nieuwe stad nog niet geëindigd ; zij zet zieh
nog een eind verder znidwaarts längs den postweg voort. Het
laatste buurtje dat er nog toe wordt gerekend, draagt den
naam van Denâjâ, en is nauwelijks nog een paar palen verwijderd
van de eerste spoorweghalte "Wanâkrâmâ, die op 5 | paal afstands
van het stadhuis van Soerabaja ligt. Denâjâ was vroeger een
kavallerie-kampement met exercitieplein, maar is in 1845 bij
openbaren verkoop in handen van een Arabischen, en later van
een Chineeschen eigenaar overgegaan. Men vindt er thans nog
slechts een paar woonhuizen, een verlaten arakfabriek, een in-
landsche kampong met omstreeks 140 zielen, en een aanplant
van suikerriet die weinig te beteekenen heeft *).
"Wij moeten thans nog een blik werpen op de zoogenaamde
’) Rapport over de particulière landen beoosten de Tjimanoek. 464. Be-
halve de reeds aangehaalde werken zijn door mij over Soerabaja voornamelijk
de volgende geraadpleegd: Rengers, Dagboek. 192 ; Kussendrager, Java. 291;
Junghuhn, Reise. 351; Jukes, Voyage of the Fly, I. 401, 418, II. 133;
v. Hoëvell, Reis, I. 169, 186, 202 , II. 100; Bleeker, T. v. R. I . , 1850,
I. 99; Roorda van Eysinga, Ld. en Yk. III. 3. 177 ; van Rhijn, Reis. 158;
Hageman, Java, II. 84; Buddingh, R. O. I . , I. 310; Plantenga’s O. Indië.
97; (Jevers Deynoot, Herinneringen. 94; d’Almeida, Life in Ja v a , I. 95;
Friedmann, Ost. Asiat. Inselwelt, I. 127 , 136; Biokmore, Travels. 37;
Gerdessen, Yijf jaar gedetacheerd. 131 ; Greiner, Over land en zee. 126 ;
Zoller, Rund um die Erde, II. 349, 358; W. v. Gelder, Besehrijving van
Java en zjjne bewoners, IY. 11.
Ommelanden van Soerabaja, begrepen in de districten Kota en
Djabakota. Een groot gedeelte daarvan is gedurende het bestuur
van Raffles en Daendels door verkoop ,deels ook door schenking,
onder zekere voorwaarden in het bezit van particulieren gekomen.
Sedert zijn die grondstukken, op verschillende wijzen vereenigd,
gesplitst, vermengd, door erfenis of verkoop in andere handen
overgegaan, en thans bevindt zieh verreweg het grootste getal
in handen van Chineezen , Arabieren of Javanern In Kota behooren
van 381 desa’s en kampongs 243 , en in Djabakota van 223 desa’s
74 tot de particulière landen ‘) en zijn dus ten opzichte der
Regeering merdikä of vrij. De rechtstitels van de eigenaars dezer
gronden zijn grootendeels onzeker of kwalijk geregeld, zoodat
daarover telkens quaesties rijzen, die eene algemeene regeling
zeer wenschelijk zouden maken. Eenige kleine grondstukken zijn
geheel door kampongs ingenomen ; andere bevatten eene grootere
of kleinere uitgestrektheid bouwgronden, waarop padi, suikerriet,
katjang, klappere, soms ook indigo, worden geteeld,
terwijl hier en daar kleine suikerfabrieken in werking zijn. In
Kota zijn van vele dezer grondstukken gedeelten afgescheiden,
om ze met huizen en erven te bebouwen, die thans tot de voor-
steden van Soerabaja behooren. Dit is o. a. het geval met het
land Kepoetran L o r, ten westen van Simpäng gelegen, dat voor
een groot deel bij nieuw-Soerabaja is ingelijfd 2) ; van het aan-
grenzende land Koepang is in 1850 een deel afgenomen voor
een Chineesche begraafplaats 3) , en het kleine grondstuk Petoen-
djoengan is, na herhaalde splitsing, bijna geheel in gewone erven
opgelost, op een van welke de Yrijmetselaarsloge verrezen i s 4).
Ook Pesawahän, Tagal Sari, Boeboetan zijn eveneens geheel of
gedeeltelijk in woonhuizen en erven overgegaan, wier bewoners
aan de landeigenaars huur betalen 6).
Slechts zeer enkele dezer grondstukken behooren aan Enro-
1) Yolgens den Reg. Almanak voor 1881, bl. 207. Ygl. de oijfers van
Hageman in T. v. R. I. 1859, 1 . 3 1 , die echter door drukfeilen misvormd zijn.
2) Rapport over de part. landen beoosten de Tjimanoek. 381.
3) Aangeh. rapport. 367, 376 noot. 4) Aangeh. rapport. 401.
5) Aangeh. rapport. 384, 399, 402.