
als de paleizen van den Gouverneur-Generaal te Batavia en Bui-
tenzorg. Een bezoeker, die er 180 lampen telde, waarby hij de
vele Insters met vier of zes lichten slechts als een rekende, en
het aantal der m het huis voorhanden tafels op 6 3 , dat der
• stoelen op 400 begrootte, geeft ons daardoor althans eenigermate
een denkbeeid van de reusachtige schaal waarop hier alles is
ingericht. Jammer, dat de voorzijde zoozeer van een goed uitzicht
verstoken i s ; over het plein heen dat het gebouw van den weg
scheidt, ziet men weinig meer dan de wallen van het fort, die
zeker geen vroolijken aanblik bieden.
Doch wat voornamelijk te Jogja onze aandacht verdient, is de
Kraton, binnen welks uitgestrekte wallen schier al de merkwaar-
digheden zijn opeengehoopt, die, als karakteristiek Javaansch,
onze aandacht bijzonder verdienen *).
De Kraton vormt een rechthoek, die alleen längs de oostzijde
van de aloen-aloen met een kleineren rechthoek uitspringt en
Wiens zijden 3600 en 2400 voet lang zijn. Hij heeft meer dan
een nur in den omtrek, bevat binnen zijne muren een aantal
gebouwen en pleinen, straten en wegen, kanalen en vijvers,
kampongs en lusthoven, en wordt door omstreeks 15000 menschen
bewoond. Hij is dus veel meer dan een vorstelijk paleis
en het eigenlijke Sultansverblijf neemt daarin slechts een betrek-
keljjk kleine ruimte in. Het geheel is omgeven door een muur,
waarvan de hoogte 14 voet bedraagt en die op sommige plaat-
sen 15 voet dik is. Aan de vier hoeken ziet men bastions met
wachttorens, en het geheel is door een gracht omringd, terwijl
binnen tegen den muur aarden wallen zijn opgeworpen, waarop
hier en daar stukken geschut zijn geplant, die echter vernageld
zijn en dus alleen voor staatsie dienen.
De noordelijke of hoofdingang tot den Kraton wordt slechts bereikt
') Tan den Kraton zijn mij twee platte gronden bekend. De eerste
komt voor in Thom’s „Memoir of the conquest of Java“, en werd geteekend in
1812 de tweede is gevolgd naar een Javaansch origineel. in 1870 ter plaatse
zelve vervaardigd, en met een beschrijving van den Kraton, volgens de
beste mlichtingen samengesteld, uitgegeven door den heer H. C. Rogge in
den Tolksalmanak der Mg. t. K. van ’t Alg. 1873. De vergehjking toontdat
in den langen tusschentijd geene belangrijke veranderingen in de verdeeling
h ebben plaats geh ad.
over de reeds herhaaldelijk vermelde aloen-aloen, een groot Vierkant
plein, door een muur ingesloten en door eene poort, de Kori
pamoerakan genoemd, gescheiden van de geladag, een kleiner
plein dat voor haar ligt en dat men betreedt door de Kori geladag,
die de eigenlijke hoofdpoort is voor alle tot den Kraton behoo-
rende gebouwen *). Längs de voorzijde is de aloen-aloen met
breedgetakte waringins beplant, die, volgens de eischen der a d a t,
in den vorm van pajongs of zonneschermen geschoren worden.
Overigens is dit plein een kale . zandvlakte; want dezelfde
adat verbiedt," er ook maar een enkelen grashalm te laten op-
schieten sj , en alleen twee op het midden staande reusachtige
waringins, ieder afzonderlijk door een sierlijk hek omsloten, en
vroeger de toevlucht der verongelijkten, die, in het witte gewaad
der smeekelingen, de bescherming van den Sultan kwarnen inroepen,
maken daarop een uitzondering. In den zuidoostelijken hoek van
de aloen-aloen is het hok waarin de tijgersbewaard worden, die bij
heteerstefeest, doorden Yorstgegeven, aan het volk het vermaak moe-
ten verschaffen van een wanhopigen strijdmeteen karbouw te voeren
of door de lansen van Javaansche krijgslieden te worden gerampokt3).
Het was vroeger het uitsluitend voorrecht der Yorsten, hunne onder*
danen op die wreede speien te onthalen, en nog heden kan men ze
alleen aan hunne hoven met al de formaliteiten en al de staatsie,
door de adat gevorderd, zien opvoeren. In den strijd van den
tijger met den buffel is de laatste, wiens horens vooraf worden
gescherpt, in den regel overwinnaar, ten gevolge zijner grootere
kracht; in den strijd met de menschen moet de meerdere kracht
van den tijger onderdoen voor het groote aantal zijner in een
Vierkant geplaatste bestrijders, die hem, als hij door het carré
wil heenbreken , van alle zijden de gevelde lansen voorhouden, en
als hij in wanhoop ten slotte den sprong over hun hoofd waagt,
op de omhoog gestoken lansen opvangen. Aan eene uitvoeriger
beschrijving van deze zoo vaak door peu en teekenstift geschetste
■) Tgl. boven bl. 568. Te Soerakarta Staat, zooals daar gezegd werd, de
Kori geladag op het midden van de geladag, in een muur die haar in tweeèn
deelt, maar te Jogjakarta schijnt dit niet het geval te zijn Zie van Hoevell,
Uit het Indisehe leven ? bl. 200.
Zi© yan Rjjckeyorsel, Brieven, bl, 88. 8) "Vgl, D. I, bl, 254»