
tas ligt hier Dölök, dat van Djombang, het hoofddorp van het
district Mädjäredjä, aan den grooten weg van Mädjäkertä naar
Kertäsänä gelegen, nog 5J palen verwijderd is. De spoorweg die
eerlang de .beide laatste plaatsen verbinden zal, snijdt den post-
weg eerst een weinig ten oosten en dan een weinig ten westen
van Djombang, en heeft een halte op geringen afstand van
die desa.
Mädjäkertä is een nette, welvarende en volkrijke plaats, m e t.(
een fraaie woning voor den Adsistent-resident, een in modeinen
stijl gebouwden en op Europeesche wijze gemeubileerden dalam
voor den Regent, en een ruime aloen-aloen, door witte muren en
poorten omringd, en waarop onder de schaduw van twee prächtige
waringin’s , wier stammen gezamenlijk door een steenen
omheining (koeroeng) omgeven zijn, een druk bezochte pasar
wordt gehouden. De straten zijn breed en deels met muren, deels
met bamboehekken afgezet, en bevatten vele goede steenen hui-
zen ') ; maar met dat al zou de plaats den vreemdeling door geene
bijzondere merkwaardigheden tot een bezoek uitlokken, indien
niet over haar de weg lag naar de ruinen van het oude Ma-
djäpahit. Om deze te bereiken volgen wij den weg naar Kertä-
sänä eerst 5J paal in zuidwaartsche richting tot Gemekan, en
ontmoeten ze wanneer wij vandaar in zuidwestwaartsche richting
doorrijden naar het 5 palen verder gelegen Mädjä agoeng,
het hoofddorp van het district van denzelfden naam, dat vroeger
Ngoemplak, nog vroeger Wiräsäbä werd geheeten.
Bij de ruinen van Mädjäpahit zullen wij ons thans niet
ophouden, daar zij in het tweede deel van dit werk, bij het
onderzoek naar de sporen van het oude rijk van dien naam,
uitvoerig beschreven zijn !). De streekwaarin deze ruinen liggen,
is grootendeels woest en met djati, bamboe en bidoeri3) begroeid.
i) Bleeker^T. v. N. 1. 1850$1 .166 , v. Hoevell, Reis, I. 172 ; Buddmgh,
N 0 X I 319' Wallaoe, Insulinde, I. 170; d’Almeida, Life in Java, I.
276. La'atatgenoemde schrijver zegt , dat de inlanders Let insluiten van twee
waringinboomen door, een soort van muurtje. wat dikwijls voorkomt (vgl.
Roorda, Jav. Woordenbk., bl. 249), als een soort van huwelijk tusseben die
boomen beschouwen. ') Biz. 137 142.
3) Ca lo t ro p i s g ig a n t e a R. Br.
Mädjä agoeng zelf ligt op een open plek te midden der bos-
schen en heeft een ruime aloen-aloen, door steenen gebouwen
en tuinen omgeven. De terreinhoogte bedraagt omstreeks 40
meters, dus nog slechts weinig meer dan te Mädjäkertä, waar
de bodem zieh 29 meters boven de zee verheft ’).
Mädjä agoeng is 9 | palen verwijderd van de volkrijke desa
Djombang, reeds als het hoofddorp van het district Mädjäredjä
vermeld. Dit district is goed besproeid door eenige beken, die
haar water aan de Kali Brantas toevoeren en zieh grootendeels
vereenigen in een riviertje, dat op sommige kaarten onder den
naam van Kali Wiräsäbä voorkomt. Het district Mädjäredjä
heeft twee suikerondernemingen die op contract met het Gouvernement
werken, dene bij Djombang, de andere, bij welker
ingang men een paar groote oud- Javaansche beeiden, in de
naburige bosschen gevonden, heeft opgericht2), te Goedä op
de zuidgrens van het district. Yan Djombang zijn längs den
grooten weg in slingerende richting nog 11 palen af te leggen
tot Bandardjedjer, op de grens van Kediri3).
Belangwekkender dan de eentoDige weg door deze vlakke streken
is een uitstapjevan Madjä agoeng zuidwaarts naar Wänäsalem, gelegen
aan de hellingen van het Andjosmärä-gebergte, de westelijke
voortschakeling van den Ardjoenä 4). Die hellingen zijn gedeeltelijk
dienstbaar gemaakt aan de koffiecultuur, waarvoor ook enkele
perceelen in erfpacht zijn uitgegeven, maar overigens bedekt
met eeuwenoude bosschen, waarin wellicht nog vele overblijf-
selen der oudheid verborgen liggen , even merkwaardig als de
vroeger beschreven Tjandi Ngrimbi, aan de helling van den
Koekoesan, nabij de zuidgrens van het district Mädjäkertä5).
■) Domis in de Oosterling, I I , I. 89; Bleeker, T. v. R. I. 1850, I. 168;
Jukes, "Voyage of the Fly, II. 129; Wallaoe, Insulinde, I. 170, 172. In
het Aardr. en Stat. Wdbk., art. Modjo Agong, wordt gezegd, dat deze plaats
vermaard is door een merkwaardigen put en door het graf van den Soesoe-
hoenan Mädjä agoeng; maar dit is eene verwarring van Mädjä agoeng in
Soerabaja met Mädjä agoeng of Medjagoeng in Rembang, waar ons die put
en dat graf reeds zijn voorgekomen. Zie boven, bl. 802.
2) Zie D. I I , bl. 126. a) Boven, bl. 753. 4) Zie D. I, bl. 99.
6) Zie D. I I , bl. 124.