
doorrijdt, grootendeels wel bevolkt en in de nabijheid der dor-
pen met sawahs bedekt, toch is ze van eentonigheid niet vrij
te pleiten. In weerwil der allengs zeer uitgebreide cultuur, ont-
waart men aan de zeezijde nog steeds over groote uitgestrekt-
heden niets dan laag kreupelbosch, zieh ten hoogste 30 voet
verhelfend, uit rhamneeen, acacia- en cassiasoorten samenge-
steld, afgewisseld door grasplekken, en tal van kleine moeras-
sen en poelen onder zijne schaduw verbergend. Aan de andere
zijde ziet men niet veel meer dan dezelfde tooneelen, want
ofschoon men het Koembang- en het Pembarisan-gebergte ‘)
en den verder oostwaarts zieh uit het laatste plotseling tot ver-
vaarlijke hoogte verheffenden Slamat aan den horizon ziet afge-
teekend, bevinden zij zieh op te grooten afstand, dan dat men
er iets meer dan de algemeene omtrekken van zou kunnen
berkennen. Men rijdt over tal van riviertjes, waarover doorgaans
houten bruggen liggen, maar ze vlieten längs läge boorden naar
zee en bieden niets schilderachtigs aan. Soms echter kan het
oog doordringen tot de golven der Java-zee, die van den hoek
van Losari tot aan den hoek van Brebes een vrij diepen inham
vormt, en kan men die bedekt zien door een vloot van majangs
of visscherspinken, behoorende aan de bewoners van eenige
kleine dorpen die men voorbijkomt, zooals Kloewoet aan deze en
Limbangan aan gene zijde van Brebes, in welke men op andere
tijden de netten in de zon kan zien te drogen hangen. Overigens
bestaat schier de eenige afwisseling in de wilde varkens die
nu en dan uit bet kreupelhout, de geliefkoosde verblijfplaats
dier dieren, te voorschijn sehieten, of in troepen tamme eenden
’) Tgl. D. I , bl. 88. Ik zwijg echter hier opzettelijk van den Goenoeng
Bongkok; want ofschoon deze op de kaart van Junghuhn werkelijk op de
daar aangeduide plaats voorkomt, en het gezag van Bleeker, in T. v. N. I . ,
1849, II. 177, hare voorstelling schijnt te bevestigen, ligt de G. Bongkok
volgens de topographische kaarten bijna tien minuten meer westelijk, op de
grens der afdeeling Tjelatjap met Koeningan, vrij juist ter plaatse waar hij
op de kaart van van de Telde voorkomt. De naam Pembarisan voor het
Centraalgehergte is aan de kaarten van v. d. Telde en le Olercq en aan
Bleeker t. a. p. ontleend; doch de laatste spreekt hier zeker ten onrechte van
„trachi et bergen.“
(bêbek) die inlandsche hoeders als schapen voor zieh uitdrijven ’).
De eieren dezer eenden, die gezouten en overal heen verzonden
worden, leveren aan de bewoners van Tegal belangrijk voordeel op.
Het eerste station op dezen weg is Tandjoeng, tegenwoordig
de hoofdplaats van het district Losari, 4{ paal van de voorma-
lige verwijderd 2). Een paal verder oostwaarts zondert zieh een
zij weg af naar Lemah Àbang en Ketanggoengan West, en nog
j*. paal verder een tweede, die met den vorigen evenwijdig loopt
naar Ketanggoengan Oost, Lemah Abang is eene suikerfabriek,
die op vrij willige overeenkomst met de bevolking werkt, en
behoort aan den beer L. P, Gonsalves. Deze is tevens eigenaar
van Ketanggoengan West of Kersana, het eerste particulière land
dat wij beoosten de Tji Manoek ontmoeten, en dus ook het
eerste welks rechtstoestand niet door het regiement op de landen
bewesten de Tji Manoek beheerscht wordt. Yer verwijderd van
het rayon waarin de overige particulière landen van deze klasse
gelegen zijn, heeft Ketanggoengan bijzondere lotgevallen gehad.
Het vormde in November 1813, toen het door Raffles, niet,
gelijk zoovele andere grondstukken, verkocht, maar als een vrije
gift aan den Regent van Brebes geschonken werd, een stuk
land te midden der vlakte, van paal in het vierkant, geheel
onbebouwd en onbewoond, en daarom ook waarschijnlijk aan
geenerlei voorwaarde bij den afstand onderworpen. Sedert bleef
het in het erfelijk bezit der familie van dien Regent, tot het in
1861 tusschen twee erfgenamen verdeeld werd, hetgeen de
Regeering gelegenheid gaf het ééne deel van den eigenaar
terug te koopen en weder onder haar eigen beheer te brengen.
Het overige, het thans nog bestaande landgoed, onderging bij
eene volgende successie eene nieuwe splitsing, maar in 1872
werden al de aandeelen achtereenvolgens door den heer Gonsalves
opgekocht. Het land is nu nog groot 3197 bouws, waarvan
>) Junghuhn, Java, II. 602, 603; Buddingh, ÏT. 0. I., I. 144; Bleeker
in T. v. H. I ., 1849, II. 177; Teysmann in N. T. v. N. É T ill. 286.
^ ^ Z’ ^en(^e A die waardigheid nog, in overeenstemming met de
kaart van Junghuhn en den Atlas van H. I .,- aan Losari toe. Ik bemerkte
te laat mijne dwaling, maar de veranderingen in de districtshoofdplaatsen
zijn zoo menigvuldig, dat er geen oog op te houden^ is.