
Poeger. Aan de overzjjde der rivier ligt het dorp Keting, vanwaar
men 26 palen in zuidoostelijke richting te rijden heeft om de
districtshoofdplaats Poeger te bereiken. Men heeft op dien weg
de groote rawa Besek aan de linkerhand, en aan de rechter-, tus-
schen den weg en het strand, de rawa’s Menampoe en Badak.
Poeger ligt in de läge, zandige streek tnsschen de Kali Misini,
die het water van de rawa Bbsbk afvoert, en de veel grootere
rivier Bedadoeng, veelal rivier van Poeger geheeten. Yan de
Misini is Poeger slechts enkele minuten verwijderd, maar de uit
het noordoosten körnende Bedadoeng blijft op grooteren afstand van
het dorp en vereenigt zieh met de Misini een paar palen lager ').
Poeger is de hoofdplaats van het district van dien n aam, dat
vroeger veel uitgestrekter was, maar waarvan in 1861 2) het noord-
westeljjk deel, onder den naam van Tangoei, als een afzonderljjk
district werd gescheiden. In vroeger tijden wordt, als onderhoorig-
heid van Soerapati’s rjjk, later als een deel van het omstreeks
1770 door de Compagnie veroverde rijk Balambangan, een land-
schap Poeger vermeld, dat zieh merkeljjk verder moet hebben
uitgestrekt 3). Op Yalentijns kaart neemt het längs de zuidkust
de geheele ruimte in van den Smeroe tot de baai van Radjeg-
wesi. Het dorp Poeger heeft een fraaie aloen-aloen, aan welker
noordzijde een zeer nette pasanggrahan is gebouwd.Het fortje
dat er in den tijd der Compagnie werd opgericht, is lang ver-
dwenen. De plaats is niet onbelangrijk voor den inlandschen
handel en de vischvangst, welke voornamelijk gedreven worden
door de oude kolonie van Boegineezen en Mandareezen 4) , die hier,
onder hare eigen hoofden, aan het leven en bedrijf der voorouders
is getrouw gebleven. E r bestaat van hier nog al prauwvaart op
Banjoewangi en B a li, met welke gewesten alle rechtstreeksche
gemeenschap over land ontbreekt; oostwaarts nemen reeds in de
onmiddellijke nabijheid van het dorp de met dicht bosch bedekte
wildernissen een aanvang die zieh tot aan de uiterste oostspits
van Java op het schiereiland Balambangan uitstrekken en, met
l) Vgl. hierbij D. I , bl. 59 en 106. s) Stbl. n°. 20.
s) Zie D. I I , bl. 501, en Valentijn IV . 1. 50. Vgl. zijne k a a rt van Jav a .
“) Zie D. I I , bl. 522.
uitzondering van zeer enkele punten, nooit door eens menschen
voet betreden worden ').
Ten noorden van Poeger verheft zieh een op zichzelf staande,
breede, rondgekruinde, uit tertiaire koraalkalk gevormde heuvel,
die Goenoeng Sading het; hoe dicht ook het gesteente möge zijn,
kan men er de madreporen en andere polypensoorten nog duide-
lijk in berkennen. Hetzelfde kan men zeggen van de stof waaruit
de Goenoeng Wetangan is opgebouwd, die aan den linkeroever
van de Bedadoeng-rivier oprjjst, en door zijne westwaarts vooruit-
springende voorgebergten den vorm van hären mond bepaalt. Aan
de binnenhellingen van dien berg ontspringen eenige kleine beken
met kristalhelder water, die een groote hoeveelheid druipsteen afzet-
ten. Eene dezer beken ontlast zieh in een vierkant bekken, dat
tot badplaats is ingericht. Het ligt op het schilderachtig punt
waar de breede rivier, uit de vereeniging van Misini en Bedadoeng
geboren, door het duinstrand aan hären rechteroever in de afwa-
tering belemmerd en tot voortzetting van hären oostwaartschen
loop gedwongen, maar stuitende tegen den bergwand, zieh plot-
seling zuidwaarts wendt en zieh met ontstuimige vaart tusschen
het duin en de rots een engen doortocht naar zee breekt *)•
Boven de badkom is een huisje gebouwd en van alle zjjden is
zij omringd door woudboomen, in wier schaduw het water zijne
frischheid bewaart 3).
Ik vooronderstel dat wjj ons in den drogen moeson te Poeger
bevinden, zoodat wjj van ons verbljjf aldaar kunnen gebruik maken
om een bezoek te brengen aan het eiland Noesa Baroeng, dat
zuidwestwaarts van den mond der Poeger-rivier, tegenover den
hoek Tandjoeng Pliendoe en den mond der ten westen daarvan
uitwaterende Kali Djantoeng is gelegen 4). In den westmoeson
) Zie over h e t schiereiland Balambangan en de kust vandaar to t Eoeeer
Dl. I , bl. 36 v. ,
2) Zie dit pu n t breeder beschreven, D. I , bl. 10 6 , waar r. 21, in plaats van
westwaartsche, moet verbeterd worden oostwaartsche. De G. W e ta n g a n , die ald.
bl. 105, volgens Jungh u h n , op eene hoogte van ongeveer 500 voet is g e sch a t,
zou volgens de hypsometrische opgaven in den ßegeeringsalmanak491 m eters hoog
zijn. Zulk eene hoogte kan ik niet aannemen, missohien moet 191 gelezen worden
3) Ju n g h u h n , J a v a , I I . 876—882.
V In de hoofdtrekken leerden wij dit eiland reeds kennen D. I, bl. 37. De
66*