
Tji Mahi ligt zes palen van Bandong. Yijf palen verder
bereikt men den post Tji Padalarang, vanwaar een zij weg door
lange bergpassen en breede ravijnen, over sehuimende bergstroo-
men en schommelende hangbruggen, noordwaarts loopt naar de
wilde kalkrotsen van het Parang-gebergte en de diepe vallei
van Plered. Grooter rijkdom van natunrschoon dan deze weg
aanbiedt, is nauw denkbaar. Tusschen de zieh hier en daar
openende bergwanden blikken u rijkbewaterde valleien en zacht
glooiende, met hoema's ') en schiiderachtige boomgroepen bedekte
hellingen tegen, terwijl achter die heerlijke landschappen zieh
de gekloofde ribben en wijkende ruggen en toppen van den
trotschen Boerangrang verhelfen.
Wanneer men de Tji Somang, een kleine ?ijrivier van de
Tji Taroem, is overgestoken en daarmede den voet op het voor-
maals Tji-andjoersche, thans Bandongsche, distrikt Gianda Soeli
heeft gezet, klimt men door woeste gras wildernissen tot het
hoogste punt van den bergpas op. Hier verändert eensklaps het
tooneel: aan weerszijden van den weg wijken de naakte bergwanden
terug en er opent zieh een vergezicht van onvergelijk-
baren rijkdom aan vormen en kleuren over de onafzienbare
vallei van Plered, een paradijs in de wildernis, — die ten
laatste zieh in de läge landen van Krawang verliest. En uit die
vallei stijgt aan de noordwestzijde de wild dooreengeworpen,
veelvormige steenmassa van het Parang-gebergte omhoog. Een
chaos van ribben en ruggen, van kloven en kruinen rijst in
eindelooze verscheidenheid van lijnen op, terwijl hier en daar
donkere kalktorens, duizenden voeten hoog, met loodrechte wanden
boven den dalbodem opstijgen.
Op 23 palen afstands van Tji Padalarang liggen, aan den voet
van het gebergte, de verspreide woningen van het stille Plered,
de hoofdplaats van het district, en na zieh nog' 10£ Paal om
het gebergte te hebben heengekronkeld, b e re ik t. de weg Tji
d. N. Overz. bez. Afd. Ld. en Yk. bl. 454 en T. v. N. I. 1852, J , bl. 425.
De boven, bl. 252, beschreven waterval der Tji Kapoendoeng is afgebeeld in.Gro-
neman’s „Preanger-Regentschappen, landschappen naar de natuur geteekend“.
■) Zie D. I , bl 116.
Kao op de grenzen der Preanger, dat wij reeds als eene stapel-
plaats van de koffie, die vandaar längs de Tji Taroem wordt
afgevoerd, hebben leeren kennen *). De weg dien wij hier
bereden hebben, is een der voornaamste afvoerwegen van West-
Java en de eenige voor een groot deel der Preanger, en zal
dit blijven tot de spoorweg, die thans in bewerking is,. aan dit
gewest een beter middel van gemeensehap verschaft 2).
Bij Tji Padalarang maakte de postweg oorspronkelijk eene
sterke bocht noordwaarts, ging de Tji Taroem over bij Bajabang,
iuist beneden het punt van hare vereeniging met de Tji Sokan ,
en boog zich dan om naar Soeka Mantri in het Tji-andjoersche
district Maleber, vanwaar hij weder met de tegenwoordige rich-
ting samenviel. Door de verlegging is een dubbele rivierovergang
noodzakelijk geworden, maar is de afstand van Tji Padalarang
tot Soeka Mantri zeven palen verkort 3). Thans gaat de weg
van Tji Padalarang naar het 11 palen verder gelegen Radja
Mandala, de hoofdplaats van het gelijknamig distrikt, en voert
eerst door de steil opgerichte kalkbanken van het gebergte dat
aan deze zijde het plateau van Bandong begrenst, en dan over
de gelijksoortige, maar horizontaal liggende kalkbanken, die de
vlakte of het terras van Radja Mandala vormen 4). Gelijk altijd
bieden ook hier weder de kalkbergen, waaronder de toppen
Earang Paranten, Pawoeng, Tandjoeng, Kentjana enz., de
schilderachtigste tooneelen op. Hier glinsteren zij met hunno
krijtwitte wanden u door het groene bosch te gemoet, elders
rijzen zij als bouwvallen van torens en paleizen boven het
geboomte op en roepen u de ruines der ridderkasteelen aan
Rijn en Moezel in het geheugen terug. Vooral merkwaardig is
de Goenoeng Mesigit, over wiens hellingen de weg heenvoert,
en wiens opeengestapelde rotsen aan eene reusachtige moskee
doen denken, zooals ook de naam te kennen geeft. De weg
') Boven, bl. 156.
") Hier was schier mijn eenige gids Groneman, Bladen, bl. 304 vv.
3) De Wilde, Preanger Regentschappen, 32. Yan Hoevell’s geheugen be-
droog hem toen hij meende nog in 1847 de Tji Taroem bij Bajabang te zijn
overgegaan. Zie zijn Reis, I. 37.
4) Zie boven, bl. 263 en 264.