
toen werkelijk een steen met de duidelijke teekening eener
volle maan werd te voorschijn gebracht. De veelvuldige pogingen
door Javaansche hoofden aangewend om het verloren graf te
vinden, waren steeds zonder gevolg gebleven, naar de meening
der inlanders om geene andere reden, dan dat zij niet waren
voorbestemd geweest om hunne wenschen vervuld te zien. Thans
heerschte er onder het gevolg van onze reizigers groote blijd-
schap, omdat iedereen zieh vleide met de hoop, dat hij zijn deel
zou hebben aan het geluk van den heer Westenberg, dienu op
de vervulling zijner wenschen kon rekenen. De regent van Koe-
does liet het graf in goeden staat brengen en ompaggeren, en
zorgde tevens dat het gemaakte pad onderhonden werd, opdat
ieder die een bedevaart naar het graf van Soenan Moeriä onder-
n am , ook de gelegenheid zou hebben dat van zijn vader te be-
zoeken ').
De voorsprong die in strikteren zin den naam van G. Moeriä
d ra agt, en de daarboven nog hooger oprijzende die G. Pasar
Setan wordt geheeten, liggen aan de zuidelijke helling van den berg-
top Mergä Djembangan, die zieh tot eene hoogte van 1406 meters
verheft. Hij is echter niet de hoogste spits van het Moeria-ge-
bergte, maar wordt in hoogte overtroffen door den 1507 meters
hoogen Retawoe, die in noordwestelijke richting van eerstge-
noemden top ligt, en nog veel meer door den Soetärenggä, die
1895 meters hoog is , en meer bepaald den naam van „berg van
Djapara“ sehijnt te dragen 2). Op deze drie hoogste spitsen zijn
signalen van den geographischen dienst geplaatst. Genoemde
steile toppen vormen met eenige andere en met de lijstvormige,
smalle, loodrecht oprijzende, door diepe, ontoegankelijke kloven
gescheiden kämmen, die ze verbinden, den vaneen gespleten
schedel van den voormaligen kegelberg, die, even als de Sawal
en de Wilis, sedert lang verbrijzeld en nitgedoofd is. Yan een
') Notulen van het Batav. Gen., D. Y III, Bijl. bl. VII.
2) ik volg hier in namen en hoogte-opgaven de topographische kaart. De
Begeerings-almanak schrijft Argo Djembangan in plaats van Mergo Djembangan
en ßetahoe in plaats van Retawoe en geeft aan den SoetSrengg
slechts 1595 in plaats van 1895 meters hoogte.
krater, een solfatara of zelfs maar een warme bron is in dit
gebergte nergens een spoor gevonden.
Om den top van den Mergä Djembangan, den oostelijksten der
drie, te bereiken, stijgen wij van het graf van Soenan Moeriä op
längs een vreeselijken afgrond met loodrechte wanden, die echter
zoodanig met geboomte bezet zijn dat het oog de diepte niet kan peilen.
De rug zelf is echter alleen in een strook längs den afgrond
met boomen en struiken bezet, en overigens bedekt met alang-
alang, waartusschen zieh slechts hier en daar een Emblica officinalis
vertoont. De woudboomen die hier voorkomen, zijn hoofdzake-
lijk een soort van e ik , met kleine, smalle, van onder zilverachtige
bladeren, Albizzia stipulata, soorten van Wendlandia en velerlei
palmen en pandanen. De bergtop zelf daalt naar drie zijden, ten oos-
ten, noorden en westen, zoo steil naar beneden, dat men, zieh op
den scherp begrensden rand wagende, by een blik in den afgrond
gevaar loopt door een duizeling te worden aangegrepen; alleen aan
de zuidzjjde verbreedt zieh de top en daalt hij met zachter hellingen
af, die echter door diepe ravijnen doorsneden worden, waarin zieh
het water verzamelt dat de rijstvelden van Tjälä besproeit. In
de bosschen houden zieh ontelbare wilde varkens op, en de landman
moet in deze streken, als het gewas tot rijpheid komt, groote zorg be-
steden om zijne velden voor de verwoestingen dier gasten te bewaren.
De steile wand van den berg bestaat geheel uit klei en het is
onbegrijpelijk dat hij kan staande blijven ').
Het is niet mogelijk om van den beschreven bergtop een der
omliggende spitsen te bereiken, tenzij door naar Tjala terug te
keeren, waar de ravijnen die den door ons betreden bergrug van
de andere scheiden, niet meer zoo diep en steil zijn. Wij zullen
thans den vermoeienden tocht niet verder voortzetten, daar hij
ons slechts soortgelijke tooneelen zou aaubieden als wij reeds
aanschouwd hebben, maar wij zullen op onze verdere reis door
de residentie Djapara nog meer dan eens gelegenheid vinden om
*) Deze beschrijving is ontleend aan Teysmann, N. T. y. N. I., XI. 121-r-
123. Hij geeft wel is waar aan den door hem bestegen bergtop geen naam,
maar ik meen daarin met zekerheid den Mergä Djembangan der topographische
kaart te kunnen herkennen.