
perkte volmacht geven, oin de zaken in hunnen naam te besturen.
In het Arabisch draagt die beambte den welbekenden naam van
v e z i e r , die eigenlijk l a s t d r a g e r beduidt. In den Indischen
Archipel bestaat overal eene dergelijke waardigheid, maar de
naam vezier of, zooals men in het Javaansch uitspreekt, wadjir,
wordt niet gebruikt waar bepaaldelijk van de inheemsche toe-
standen sprake is. Men bezigt dan inlandsche namen, waarvan
het gebruik reeds tot den tijd voor de invoering van den Islam
opklimt, omdat ook reeds toen eene dergelijke waardigheid bestand.
Op Java is die naam p a t i h , en elke prins of hoofd-
ambtenaar heeft daar iemand naast zieh, die dezen titel draagt,
en die zijn raad en medehelper, de uitvoerder zjjner bevelen,
en bij ziekte of ontstentenis zijn vertegenwoordiger is. De patih
van den Oppervorst wordt door de Europeanen van oudsher „de
Rijksbestuurder“ genoemd; aan het Hof voert hij ambtshalve
den titel van Raden Adipati. Zijne waardigheid is een der weinige
die aan de Javaansche hoven niet erfelijk zijn, al is het dat
ook te zijnen opzichte niet licht wordt afgeweken van den regel
om den oudsten zoon van den vorigen titularis daarvoor te kiezen.
De Nederlandsche Regeering heeft er steeds naar gestreefd, de
Rijksbestuurders aan zieh te verbinden en van hare gunst afhan-
kelijk te maken. Zij heeft daarom bij de contracten met beide
Javaansche hoven bedongen, dat de Rijksbestuurders met hare
medewerking zullen gekozen worden, en aan ieder hunner eene
vaste jaarwedde van f 12000 toegelegd.
Van den ambtsnaam patih is het woord K a p a t i j an gevormd
dat het verblijf van den Rijksbestuurder, zijn werkkring en ook
het corps der onder zijne bevelen staande beambten aanduidt.
De geestelijkheid en de militaire officieren vormen echter, ieder
onder hun eigen hoofd, een afzonderlijk corps, want schoon het
gezag des Rijksbestuurders, a ls ’s Torsten Vertegenwoordiger, zieh
over het geheele rijk uitstrekt, is hij meer bjjzonder met het
toezicht op het civiel bestuur en de rechtspraak belast. De Ka-
patijan omvat dus de burgerlijke ambtenaren, wier verbazend
groot aantal in de volgende rangen is verdeeld: 1. Toemeng-
goeng’s, 2. Kliwon’s , 3. Panewoe’s , 4. Panatoes’ , vaak ook bij
uitnemendheid Mantri’s genoemd, ofschoon deze naam eigenlijk
aan verschillende klassen van ambtenaren gemeen i s '), ö.Pane-
ket’s, 6. Penglawe’s. De namen Panewoe, Panatoes, Paneket en
Penglawe zijn afgeleid van de telwoorden h ewo e , duizend,
h a t o e s , honderd, h e k e t , vjjftig, en l awe , vijf-en-twintig 2).
Zij zijn thans niets anders dan aanduidingen van hooger of lager
rang; over de oorspronkelijke beteekenis heb ik reeds vroeger
eene gissing gewaagd 3).
De Toemenggoengs zjjn twintig in getal. Hun ambt is erfelijk
op denzelfden voet waarop dit bij alle ambtenaren, met uit-
zondering van den Raden Adipati, den Mas Pangoeloe en de
Djeksä’s , het geval is. De oudste of eenige wettige zoon heeft
den voorrang; zonen uit goendiks komen eerst in aanmerking
als er geen wettige zijn, broeders van den overledene als hij
in het geheel geene zonen heeft nagelaten. De Toemenggoengs
zjjn de eenige ambtenaren die het diploma hunner aanstelling,
hun piagem, zooals men in het Javaansch zegt, van den Vorst
zelven ontvangen, met diens eigen zegel of tjap voorzien.
Alle mindere beambten krijgen hun piagem en tjap slechts van
den Rijksbestuurder.
Om den werkkring der verschillende Toemenggoengs goed
duidelijk te maken, moet ik vooraf wijzen op eene verdeeling
des Rijks, die ongetwijfeld reeds opklimt tot den tijd toen de
macht der Javaansche vorsten nog ongebroken was. Men stelle
zieh het Rijk voor als bestaande uit eenige concentrische kringen.
Het middelpunt vormde de Kraton, de groote ommuurde ruimte
waarin de vorst met zijne bloedverwanten, hovelingen en staats-
dienaren woonde. Daar omheen lagen in wijden kring de kampongs
der geringe lieden , die meer bijzonder aan den dienst van den
vorst en zijn gevolg verbonden waren, en vormden met den
Kraton het binnenste district, waarom een grens getrokken was,
door tolboomen of barrieres afgesloten. Deze tolboomen heetten
') Tgl. Prof. Roorda's Handwoordenboek der Jav. taal, bl. 795.
s) Gewoonljjk worden die telwoorden met het vervoegsel sa vermeerderd
en dus sewoe, satoes, seket en selawe uitgesproken.
a) Deel I I , bl. 180,