
Maar er is Mer meer te genieten. Wij dalen af in de vlakte
om den heerlijken tjoeroeg (waterval) gade te slaan, gevormd door
de Tji Betoeng, de beek waardoor zieh de Dano ontlast, endie
ten zuiden van Anjer bij Pasang Tenang in zee valt. Het punt
vanwaar de waterval goed kan worden gadegeslagen, is slechts
met veel moeite en inspanning te bereiken, maar men wordt
rijkelijk beloond door het gezioht der twee breede, längs schier
loodrechte rotswanden ter hoogte van 40 voet afstortende stralen,
die met hun in damp verstuivend water een vochtig waas ver-
spreiden over het donker gebladerte der schoone boomgroepen
die van alle zijden het prächtig tooneel omgeven ‘).
Yan Tji Omas gaan wij vervolgens een pad op dat over de
westelijke helling van den Karang ligt en uitkomt even voorbij
den post Pandat, op den grooten weg die, tusschen Karang en
Poelasari door, van Tji Ringin naar Pandeglang voert. Pandat
is weder in een verrukkelijk oord gelegen. De postloods is
geplaatst op het hoogste deel van den genoemden weg, den
rüg die den Poelasari met den Kokosan, een der voorbergen
van den Karang, verbindt. Die Kokosan met zijn veeltoppige,
scherpgetande kruin ligt ten noord westen en kan den meer noord-
noordwestwaarts zieh verhelfenden, veel hoogeren Asapan, die echter
voor den Karang zelven onderdoet, slechts gedeeltelijk voor
onzen blik bedekken. Zuidwaarts vertoont zieh de Poelasari als
een regelmatige kegel, die zieh met zachte hellingen tot een breeden
voet uitbreidt. "Wolken omkransen zijn kruin en onttrekken ons
het gezicht der rookkolommen die uit zijn nog niet geheel uit-
gedoofden krater opstijgen.
Yan uit Pandat heeft men de beste gelegenheid om den Poelasari
te bestijgen, een tocht die niet zonder moeilijkheid en zelfs niet
zonder gevaar i s , maar den koenen reiziger door een grootsch
schouwspel beloont. Het pad dat zieh door de dichte, donkere
bosschen, nu längs glibberige hellingen, dan längs gapende af-
gronden, naar boven slingert, biedt ten laatste slechts het gezicht
_________ T
l) De waterval is afgebeeld op pl. XX der „Gezigten uit W. I.“ van van
de Yelde. Hij noemt hem Tjiroek-Betong, ten gevolge eener ongelukkige
verwarring of samensmelting van de woorden Tjoeroeg en Tji.
op verdorde bladeren en half verkoolde, met asch en modder
bedekte stammen en daarachter dikke rookkolommen, die met
verbazende kracht opwaarts dwarrelen. Eindelijk treedt men uit
het bosch en Staat aan den rand van den krater. Een opeensta-
peling van lava- en trachietbrokken, overdekt met witte ofblauw-
grijze modder, asch en glinsterende zwavelkristallen, vormt een
kom van geringe diepte en omtrent 800 schreden in doorsnede,
waarin uit een negental gaten de kokende modder en zwavel
met sissend geluid opborrelen, en waar men in den omtrek van dien
krater een stok in den grond steekt, stijgt overal een verstik-
kende zwaveldamp op.
Op het punt waar men aan deze zijde den kraterrand bereikt,
heeft men weinig uitzicht, daar men van alle kanten door woeste
lavamassa’s is ingesloten; maar aan de overzijde heeft zieh uit
de uitgeworpen steenen een hoogte van omstreeks honderd voet
boven den krater opgebouwd. Slechts door den krater heen is
zij te bereiken, maar de broze zwavelkorst, prjjkende met de
levendigste kleuren, golft als een pas bevrozen water onder uwe
voeten en de hitte maakt het onmogelijk een oogenblik stil te
staan. Zonderling d a t, op slechts een paar voet afstands van een
der grootste moddergaten, een bron van ijskoud, helder water
opwelt. Hebt gij eindelijk de hoogte aan de overzijde bereikt,
dan ligt een chaos van lavablokken en verkoolde boomen, een
vreeselijk beeid van dood en verwoesting, aan uwe voeten; maar
te sterker treft daarnaast het krachtige leven, dat de heerlijke
vegetatie längs de hellingen der onafzienbare ravijnen ten toon
spreidt, of dat u bekoorlijk tegenlacht van de vruchtbare akkers
en tuinen, bosschen en velden, die duizend meters beneden u
aan den voet des bergs liggen uitgebreid.
Yan Pandat gaat de weg verder door een der schoonste valleien
van Java. Eerst begint de Asapan zieh vrijer aan het oog
te vertoonen, terwijl zij aan de zuidzijde door den Poelasari en
een weinig verder door den Karang begrensd wordt. Door de
westelijke opening doemen in het verre verschiet de nederige
kruinen der Buitenzorgsche Goenong Sewoe op.
Zoo bereikt men allengs den post Kadoe Boembang, waarbij