
Samen snijdende en over de hellingcn van den Lawoe voortloo-
pende, zieh te Sangen, 22 palen van de hoofdstad, aansluit aan
het vroeger beschreven wegennet ten westen en zuiden van dien
mächtigen vulkaan; doch meer genot mögen wij ons heloven zoo
wij thans onze tochten door de Yorstenlanden besluiten met een
hezoek aan Kar an g Pandan, het buitenverblijf van Prins Mangkoe
Negärä, en de vele merkwaardigheden van zijn omtrek, waaronder
de het best van hier te bereiken top van den Lawoe zeker niet
de laatste plaats inneemt.
Van Paloer rijden wij zes palen oostwaarts naar Karang
Anjar; de weg begint nu langzamerhand te stijgen, en als wij
het 91 paal verder gelegene lustslot hebben bereikt, bevinden
wij ons op eene hoogte van 678 meters. Het huis, dat geene ver-
diepingen heeft en van hout gebouwd, maar op Europeesche wijs
ingericht en gestoffeerd is , ligt op een heuvel, die naar alle zij den
steil afdaalt, behalve aan de oostzijde, waar zijne helling spoe-
dig die van den Lawoe bereikt. Door deze ligging beheerscht
het den geheelen omtrek. Het bestaat uit een middenzaal die aan
weerszijden door eene rij kleinere vertrekken geflankeerd is en
zoowel aan de voor- als achterzijde uitloopt op de galerij die het
geheel omringt. Het klimaat is hier aangenaam en aan het schoone
nitzicht, dat zieh over lange bergruggen en breede vlakten, over
onafzienbare rijstvelden en ontelbare dorpen uitstrekt, kan de blik
zieh niet verzadigen. De prins gaat hier dikwijls heen om te
jagen en doet ook Europeesche en andere gasten in dit genot
deelen; hij heeft er groote hertenkampen, waarin zoowel gevlekte
als gewone grijze herten bewaard worden ‘).
Onder de merkwaardigheden die de omtrek van Karang Pandan
oplevert, behooren de kleine stikgrot van Djoerang Djeroek
en de warme bronnen van Pablingan. Om eerstgenoemde plaats
te bezoeken, daalt men in zuidwestelgke richting ongeveer 14
paal schuin längs de berghelling af. Men brengt er den reiziger
bij een kleine kloof, welker wanden uit half vergaan en verweekt
trachiet zijn gevormd, dat bij na het voorkomen heeft van mergel,
’) Junghuhn, Java, II. 462; Teysmann, N..T. v .N .I . YIII. 273; Buddingh,
JI. O. I . , I. 238; Gerdessen, Vijf jaren gedetacheerd, bl. 98.
en over welker bodem een kleine beek vloeit. Op twee plaatsen,
die zoodanig met planken zijn belegd, dat zjj den vorm hebben
gekregen van een vierkant bekken dat met een deksel kan ge-
sloten worden, stjjgt hier het koolzuur op. Het spreekt haast van
zelf, dat men er onthaald wordt op proeven met kippen of gei-
ten, die men echter doorgaans zorgt niet zoo 'ver te drijven, dat
de arme dieren voor goed bezwijken.
Nog 1 i paal lager in dezelfde richting, op eene hoogte van
omstreeks 480 meters, ligt Pablingan, bij welke plaats in een
moerassig te rre in, aan den voet van een steilen trachiet-heuvel,
die aan de oppervlakte slechts eene half zand- half kleiachtige
massa vertoont, binnen eene ruimte van nauw 30 vierk. meters
onderscheidene warme bronnen opwellen. Sommige van deze bronnen
zijn in bekkens besloten en door het aanbrengen van trappen
voor baden geschikt gemaakt. Zij hebben allen een meer of min
zouten smaak, zetten een geelachtig bezinksel af en bezitten
een nog al uiteenloopenden, maar in geen geval hoogen warm-
tegraad ').
Van dezen uitstap naar Djoerang Djeroek en Pablingan naar
Karang Pandan teruggekeerd, zetten wij den tocht bergopwaarts
voort naar Kemoening, een der voornaamste van de vele koffie-
etablissementen die aan de hellingen van den Lawoe gevonden
worden. Kemoening ligt ongeveer 3 palen oost-noordoost van
Karang Pandan, en is nagenoeg even zoover verwijderd zoowel
van de verder oost-noordoostwaarts gelegen oudheden van Tjeta,
als van de ten zuidoosten liggende oudheden van Soekoeh, die
beide van hier zonder veel bezwaar te paard kunnen bezocht
worden. Soekoeh ligt op de hoogte van 1145, Tjetä op die van
1371 meters. Wij hebben deze merkwaardige overblijfselen van
den lateren Hindoetijd reeds vroeger leeren kennen 2) en gaan
ze dus thans stilzwijgend' voorbij. Van Kemoening af kon Teys-
*) Junghuhn, Java, II. 465 w ., T. v. N. I. IY. 2. 109 en 103. Yan minerale
bronnen in den omtrek van den Lawoe is weinig bekend. Junghuhn
vermeldt er nog een van uiterst gering belang te Gamping aan de noord-
noordwestelijke helling van den berg, Java II. 230, T. y. N. I. IY. 2. 104.
Onderscheidene andere zjjn genoemd, maar ook niet meer dan genoemd, in
N. T. v. N. L XX. 105. =) D. I I , bl. 104.