
de ligging en zelfa deze nog nauwelijks bekend zijn, ook nog
Poelo Raäs, ten oosten van Sapoedi, behoort, wordt tot even
zooveel distrioten gebracht, als zij hoofdeilanden telt. De bevol-
king dezer eilanden heeft vaak veel van de zeeroovers te lijden,
en neemt soms, gedwongen of vrij willig, aan hunne strooptochten
deel. De eilanden zijn over het geheel rijk in timmerhout en
kokos- en pinangpalmen; er wordt tripang en schildpad gevischt,
klapperolie geperst, matwerk en aardewerk vervaardigd, en in
de verschillende producten der natuur en der nijverheid met Bawean
en B a li, niet minder dan met Soemenep, handel gedreven.
Nog een derde groep wordt tot de Soemenepsche eilanden ge
rekend, die men tot onderscheiding de Zuidergroep zou kunnen
noemen. Zij bestaat uit de reeks van eilanden die vöör de beide
bochten aan de zuidoostzijde van Madoera gelegen z ijn '). Het
noordelijkste en grootste wordt gewoonlijk Poelo Poeteran genoemd,
is met zijn noordwesteinde slechts een halven paal van de kust
van Soemenep verwijderd, en strekt zieh van west naaroost tot
een lengte uit van nagenoeg 12 palen bij eene breedte van hoogstens
drie. Het aantal dorpen wordt door sommigen op 30 gesteld,
maar het meerendeel zijn onbeduidende gehuchten, en de eigen-
lijke desa’s schijnen slechts zes in getal te zijn. Het heeft echter
eene vrij talrijke bevolking, die handel drijft in rijst, kokosolie
en rotan, en zieh ook bezig houdt met het branden van kalk.
Door de kokospalmen die het strand bedekken, en de vele af- en aan-
varende prauwen, die van groote'bedrijvigheid getuigen, biedt het
van zee gezien een vriendelijken aanblik. De voornaamste desa’s
zijn Telangoe en Tjabea, de eerste op den Noordwesthoek, de
andere op de Zuidkust,* bijna even ver van de beide uiteinden,
gelegen. Men kan ze beide als districtshoofdplaatsen beschouwen;
want de hoofden dier dorpen verdeelen onder elkander het gezag
over het geheele eiland. Al de overige op eene ljjn vöör den
zuidelijken inham gelegen Zuider-eilanden vormen de districten
Gib Genting en Gili Radja, het eerste met vie r, het andere met
zeven desa’s. Eigenlijk zijn Gili Genting en Gili Radja de namen
der twee grootste eilanden, om welke zieh de overige scharen,
terwijl het vaarwater daaromheen door vele riffen en klippen
wordt onveilig gemaakt. Yele der kleinere eilandjes zijn on-
getwijfeld niets dan koraalrotsen, en zelfs de grootere schijnen
meerendeeis uit koraalkalk te bestaan. Dit sebijnt ook het woord
Gili, waarmede hunne namen ten deele zijn samengesteld (Gili
loewak, Gili doea) aan te duiden; want g i l i beteekent eigenlijk
een bergrug, een zieh boven het water verhelfende bank of
klip, en mag niet rechtstreeks, zooals men gewoonlijk aan-
neemt, als een Madoereesche naam voor e i l a n d beschouwd
worden. Ook de beide groote eilanden zullen dus vermoedelijk
hun naam aan een rif of klip hebben ontleend, terwijl G i l i a n ,
welke naam, behalve aan het reeds vermelde grootere eiland, ook
aan een kleiner, ten zuidwesten van Gili Radja, gegeven wordt,
wellicht als een collectief-vorm van gili kan worden aangemerkt.
Is deze opvatting juist, dan wordt daardoor tevens de op vele
kaarten voorkomende combinatie Poelo Gili Genting, Poelo Gili
Radja enz. verklaard en gewettigd').
Wanneer wij, na het kanaal tusschen Tandjong Lapa en Poelo
Gilian tezijn doorgevaren, in onze prauw de zuidwestelijke strekking
der kust van Madoera volgen, bereiken wij, zonder iets opmer-
kelijks te ontmoeten, als de omstandigheden günstig zijn na
weinige uren de landingsplaats van Kali Anget, een dorp dat
aan den noordelijken ingang van het smalle kanaal tusschen
Madoera en Poeteran, op de noordzijde van een schiereilandje s),
dat tusschen een kleine, omstreeks een paal ver landwaarts
indringende baai en de groote baai van Soemenep vooruitspringt,
is gelegen. Hier zetten wij dus den voet op Soemenepschen grond.
') Zie de wäre beteekenis van gi l i in Roorda’s Jav. Handwbk. in voce.
Wel geeft de heer Yreede, in zijne Handleiding tot de beoefening der Mad.
taal, St. I I , bl. 251 , voor bet Madoereesch ook de beteekenis eiland op;
maar dat was zijnerzijds sleobts een toegeven aan het gewone gevoelen, dat
tegen zijn nader onderzoek niet is bestand geweest.
2) Dit sohiereiland scliijnt den naam van Gresik poetih te dragen; ten
minste in het Kolon. Yerslag van 1875 (bl. 208) wordt melding gemaakt
van een sohiereilandje van dien naam, ongeveer 5 palen van Soemenep.
Wannecr men den afstand van Soemenep tot Kali Anget rekent van het huis
van den te Mnringan wonenden Adsistent-resident, bedraagt de afstand wer-
kclijk vjjf palen, en op de kaarten kan ik geen ander sohiereiland vinden,
op den bedoelden afstand van Soemenep gelegen.