
weg biedt overal het gezicht op schoone bergprofielen, maar de
yegetatie is op deze hoogte scbraal en vooral de boomen zijn klein en
weinig talrijk. Hier en daar is echter de bodem met eene menigte Glei -
cheniaceeen en andere varens bed ek t'). Bij Prädjiwä, een uur voor-
dat men Batoer bereikt, zondert zieh van den weg dien wij volgen,
het pad af dat over de westelijke helling van den Goenoeng Peta-
rangan naar Bandar Sidajoe in de residentie Pekalongan voert,
en dat wij, voor zoover het tot die residentie behoort, reeds vroeger
leerden kennen s).
Batoer ligt op eene hoogte van 1624 meters, aan den voet
van den achter het dorp steil opstijgenden, schier geheel van
geboomte beroofden G. Petarangan, die zieh in zijn hoog-
sten top, den vroeger vermelden Goenoeng Boedak3) ,to t 2221
meters verheft. De plaats heeft een zeer eigenaardig aan-
zien; geboomte wordt er niet gevonden en zijne schaduw is
er ook minder gewenscht, daar zelden de zonnestralen door de
bewölkte lucht dringen. Daar er behalve de Gigantochloa Atter
geen bamboe gevonden wordt, zijn de huizen er meest al opge-
trokken uit houten stijlen en beschütten van glaga-riet; debetere
soort zijn met planken beschoten, doch daar het hout met veel
moeite van denPrahoe moet worden aangevoerd, is dit voor de mees-
te bewoners te kostbaar. Overal in den omtrek van Batoer zijn alle
boomen reeds lang voor het droogstoken der hier op groote
schaal geteelde tabak gekapt, zoodat men zieh thans behelpen
moet met het brandhout van jonge boompjes en struiken, die
gelukkig op den vruchtbaren bodem welig opschieten. De hoofd-
straat is regelmatig in een rechte lijn gebouwd, maar er zijn
ook onderscheidene dwarsstraten, die een minder günstig voor-
komen hebben. De bevolking, voor zoover zij uit Javanen bestaat,
is er uit verschillende streken samengevloeid, maar men vindt
er ook een groot aantal Chineezen, die er leven van den handel,
inzonderheid van het opkoopen van tabak. Zoowel Javanen als
Chineezen onderscheiden zieh door een gezond en krachtig voor-
komen en zelfs door een blozend ge laa t; het klimaat is hier trouwens
*) Bleeker in T. v. X. I. 1850. II. 144
s) Zie bl. 402. 3) Boven, bl. 401.
zoo weinig warm, dat men dikwjjls Chineezen ontmoet die
zieh tegen de koude in schapenvellen gewikkeld hebben. Batoer
heeft een druk bezochten pasar en voor Europeesche reizigers
een goede en ruime pasanggrahan, van hout gebouwd met glazen
ramen en met twee gemetselde vuurhaarden, die vooral des avonds
goede diensten bewijzen. De vloer is uit Vierkante gehouwen
steenen gemetseld, die van het Dieng-gebergte zijn aangebracht,
en behalve de binnen- en voorzaal heeft men er een zestal logeer-
kamers. Yöor het gebouw staan, of stonden althans niet lang geleden,
eenige oud-Javaansche beeiden van het Dieng-plateau afkomstig ').
Yele Europeesche groenten en vruchten komen hier goed voort
en worden ook door Chineesche kweekers verbouwd. Er wäre
echter van het günstige klimaat ongetwjjfeld veel meer voordeel
te trekken, b. v. voor de teelt van tarwe, die het gemis der
hier niet meer groeiende rijst rijkelijk aan de bevolking zou ver-
goeden s).
Onder de merkwaardigheden die in de omstreken van Batoer
een bezoek verdienen, is in de eerste plaats de Telägä Dringo te
vermelden, een meer dat, ofschoon doorgaans tot de Dieng-meren
gerekend, toch strikt genomen nog niet tot den kring van het
Dieng-gebergte3) behoort, zooals ook door Junghuhn erkend
wordt4). Het ligt op eene hoogte van 1960 meters op den Goenoeng
Dringo, een zuidwestelijken voortop van den zieh tot 2205
') Brumund Yerhh. v. h. Bat. Gen. X X X III. 161; vgl. boven, D. I I . bl. 67.
3) Teysmann, X. T. v. N. I. YIII. 234—238; Bleeker in T. v. X. I. 1850. I I .
144; T. v. X. I. 1860. I. 181; J a g o r , Reiseskizzen. 210.
3) Ik zal hier de voornaamste lite ra tu u r over h e t Dieng-gebergte kortelijk
opgeven, en verder slechts bij enkele bijzonderheden, waar dit te r rechtvaar-
diging mijner voorstelling noodig sch ijn t, bijzondere aanhalingen voegen:
Horsfield, Yerhh. v. li. Bat. Gen. D. Y I I I , Essay, p. 40, 142. Buddingh,
T. v. X. I ., I I . 1. 315. — J u n g h u h n , Reisen durch Ja v a . 316. — Ju n g h u h n ,
Ja v a . I I. 207. — Teysmann in X. T. v. X. I. YIII. 238. — Mickler in
X. T. v. X. I. X X I II . 54. | | Arriens in X. T. v. X. I. X X V III. 185. —
Bleeker in T. v. X. I. 1850. I I . 144. — Losse aanteekeningen in T. v. X .I .
1860. I. 181. — Brumund in Yerhh. v. h. Bat. Gen. X X X III. 156. — J a g o r,
Reisseskizzen. 210. — Heynen, Drie bergvlakten. 33:.- — T. v. h. Aardrijksk.
Gen. I I . 359. — Xotulen van het Bat. Gen. op de plaatsen in D. I I van
dit w e rk , bl. 55, aangehaald. — C. Leemans in Versl. en Meded. d. K. Ak.
v. Wet. Afd. L e tte rk u n d e , D. Y I II.
4) Junghuhn, Java. II. 226.