
Op 4 ä 5 palen ten zuidwesten van Poerwaredja ligt de desa Banjoe
Oerip, die voor het overblijfsel gehouden wordt van den alouden
zetel van een rijkje van dien naam, dat door een vazal van Madja*
pahit werd bestuurd. Ook wordt een weinig westwaarts vandaar te
Mendiran het als heilig vereerde graf aangewezen van Kjai Ageng
Mendiran, die, volgens de overlevering, een zoon was van eene
door Amangkoe Rat I I weggevoerde dochter van den in 1680
door hem ten val gebrachten Pangeran van Giri, en wiens naam
als beBtuurder van deze streek bij de bevolking in gezegend
aandenken is gebleven ').
Wij willen thans van Poerwaredja naar Banjoemas terugkeeren
längs den grooten weg die de vlakte van Bagelen op grooteren
afstand van het strand doorsnijdt, en ons met de hoofdplaatsen
en eenige der aanzienhjkste desa’s van de regentschappen Koetä
Ardjä, Keboemen en Karang Anjar zal bekend maken. De
geheele weg, minder reehtlijnig dan die längs het strand,
ofschoon de afstand tusschen beide slechts van vijf tot
tien palen afwisselt, heeft van de hoofdstad van Bagelen
tot aan de Banjoemasche grens een lengte van 471 palen;
waarbij dan nog 18 ^ palen komen voor den afstand van die
grens tot aan de Banjoemasche hoofdstad. Deze geheele weg, voor
zoo ver hij door Bagelen gaat, biedt ons weinig meer dan het
gezicht op aaneengeschakelde desa’s en sawah’s, doch zal ons, bij
eenigszins langer verwijl in eenige der plaatsen die wij door-
trekken, de gelegenheid bieden om door kleine uitstapjes met
sommige merkwaardigheden kennis te maken.
Reeds op paal afstands van Poerwaredja bereiken wij de
negeri Koetä Ardjä of Koetä Redjä s) , gelegen aan de Djali-rivier,
die hier de regentschappen Poerwaredja en Koeta Ardja vaneen
scheidt. De plaats zelve heeft niets merkwaardigs, maar ontleent
eene zekere vermaardheid aan de bekende tempelgrotten, die echter
wel in het regentschap Koetä Ardjä, maar op 8 a 10 palen afstands
van de hoofdplaats, meerendeeis in het district Kemiri, gelegen
zijn. Om ze te bereiken volgen wij den grooten weg nog 5 palen
!) t . v. N. I. 1860. I. 207. Vgl. boven, D. II. 388.
i) Ardjä en Redjä zijn woorden van eene beteekenis.
ver westwaarts en slaan dan een zjj weg rechts in , die ons voert naar
het 3 palen verder gelegen Pitoeroeh, hoofdplaats van een district
van gelijken naam. Yan hier vervolgen wij den weg noordwaarts
en bereiken weldra het einde der vlakte. Na de eerste läge
heuvelrij overschreden te hebben, komen wij bij de desa Kali
Tepoes in het gebied der Kali Glagah, een sterk kronkelende, in den
westraoeson vrij waterrijke rivier. In honderd bochten slingert
zieh de weg door de diepe, vaak schilderachtige vallei, terwijl
telkens de rivier moet doorwaad worden tot men den dicht be-
groeiden bergrug Goenoeng Lawang b e re ik t'). Hier vindt men de
belangrijkste grottengroep; de tweede, die van G. Tebasan, ligt
een paal verder noordwaarts en men volgt, derwaarts rijdende,
steeds hetzelfde riviertje. Om de grotten van Watoe Lawang te
bezoeken, moeten wij op onzen weg tot voorbij de desa Kali
Tepoes terugkeeren; terwijl die van Merden westwaarts vandaar,
deels bij, deels over de grens van Pitoeroeh met het Keboemensche
district Premboen gelegen zijn *). Wij hebben die grotten zelve,
als merkwaardige gedenkteekenen van het Siwaisme in deze
streken, reeds vroeger leeren kennen 3).
Op den grooten weg, ter plaatse waar wij dien verlieten, terug-
gekeerd, hebben wij nog 3 {- paal af te leggen tot Premboen,
de gelijknamige hoofdplaats van het eerste district in het regentschap
Keboemen. Wij hebben echter even weinig reden om ons
hier op te houden, als bij de nu volgende districtshoofdplaats
Kedong Tawon, die weder 5 | palen verder lig t, en eerst de nog 7 ,
palen vandaar verwijderde regentschapshoofdplaats Keboemen is
belangrijk genoeg om ons tot een kortstondig oponthoud te nopen.
Keboemen ligt aan de Lo Oeloe, die ook wel rivier van
Keboemen genoemd wordt. Deze stroom heeft hier pas het gebergte
verlaten en is zelfs aan de overzijde nog bezoomd door een heuvelrij
, die eerst tegenover Keboemen eindigt. Hij voert uit het
gebergte eene groote verscheidenheid van trachietische rolsteenen
af, die dikwijls schoone kristallen van kwarts en veldspaath
') Op de topographische kaart Staat G. Lanang.
s) Kinder in T. v. I. T. Ld. en Vk, I. 90 93 Vi
3) Zie D. I I , bl. 67.