
Soekaradja, 2 \ paal van de hoofdstad verwijderd. De schoone
rijweg begint al spoedig te stijgen, en Soekaradja ligt reeds 84
meters boven het zeevlak. Alle bezoekers van Banjoewangi worden
getroffen door de verrukkelijke ligging dezer p iek , waar het
Europeesche hoofd des bestuurs van dit gewest een gewoonlijk
door hem bewoond landhuis heeft, door schoone tuinen omgeven.
Een rijke gordel van desa’s , sawah’s en kokosbosschen wordt
omzoomd door het donkerblauw der zee, waaruit de bergachtige
kust van Bali hoog opwaarts rijst. Noord- en westwaarts ver-
lustigt zieh de blik in de rijke vegetatie der trotsche hellingen
van het Idjen-gebergte en de dorpjes welke er in wegduiken als
de schüchtere schoone, die, terwijl zjj zieh verbergt in 't bos-
schage, nog omziet in de hoop dat men haar bemerkt heeft. Het
frissche water dat tuinen en velden doorstroomt, en de zuivere
lucht die men inademt, verdubbelen het genot van dit paradgs-
achtig oord voor hem die nog weinige oogenblikken te voren
de longen met de bedorven lucht der heete strandvlakte heeft
gevuld ’).
Met het lusthuis van Soekaradja is een landbouw-etablisse-
ment verbonden, waar de Regeering vroeger door tot dwang-
arbeid veroordeelden proeven met verschillende cultures deed
nemen. De inrichting was ongeveer dezelfde als in het vroeger
beschreven landbouw-etablissement in Krawang 2). Yooral de
nopalcultuur ter verkrijging van de Cochenille werd hier langen tijd
van Gouvernementswege gedreven, maar daar op den duur de
productiekosten grooter waren dan de netto-opbrengst, besloot de
Regeering in 1865 er van af te zien. Na de opheffing dezer cul-
tuur is een groot deel der veroordeelden die daarvoor gebezigd
waren, in dienst gesteld bij den aanleg van den weg van Soember-
waroe naar Badjoelmati, zooals reeds vroeger is medegedeeld;
anderen zijn gebruikt voor het herstel en onderhoud vanzeewe-
ringen, bruggen en verdedigingswerken en voor de oprichting op
!) B le e k e r, T. v. K. I. 1849, II. 138 v .; Epp in T. v. N .1 .1 8 4 9 ,I I . 255;
Stöhr, die Provinz Ban juw an g i, 2 9 ; Ju n g h u h n , J a v a , II. 988.
2 Zie boven , bl 152—155.
het établissement zelf van gebouwtjes met cellen voor eenzame
opsluiting; een groot aantal eindelijk zjjn te Atjeh in dienst gesteld.
Sedert 1873 zijn bij de Indische Regeering plannen in behandeling
om den arbeid der veroordeelden buiten de gevangenissen meer
in overeenstemming te brengen met den regel, dat straf moet strek-
ken tot verbetering ; maar het geeft geen hoog denkbeeid van de
veerkracht der Indische administratie, dat men het in 1882 nog niet
verder dan tot eenige voorbereidende maatregelen gebracht heeft.
Inzonderheid heeft men geweifeld omirent de vraag of men de
nieuwe regeling ook op de vrouwelijke veroordeelden zou toepas-
sen, die in 1881 ontkennend, in 1882 weder bevestigend is beant-
woord. In afwachting der eindbeslissing verkeert het établissement
te Soekaradja sedert lang in onzekeren toestand. In de laatste jaren
heeft men hier zooveel mogelijk de vrouweljjke veroordeelden van
geheel Java vereenigd, omdat het de eenige piaats was die
geschikte gelegenheid bood deze aan den arbeid te houden. De
in 1863 op Soekaradja aangevangen proeven met de zijdewor-
menteelt verschaffen aan de vrouwen een zeer geschikt arbeids-
veld, maar toen ook deze wegens de aanhoudend ongunstige
uitkomsten gestaakt waren, werd haar een deel van den veld-
arbeid opgedragen, die thans, behalve in rijstbouw, voornamelijk
bestaat in de teelt van kokospalmen en van de Maranta Indica
L ., die het bekende arrowroot-meel oplevert ‘).
Twee en drie kwart palen voorbij Soekaradja ligt het koffie-
pakhuis van Glagah, nog vier palen verder de pasanggrahan
van Litjin, waar de rijweg een einde neemt, en men reeds
eene hoogte heeft bereikt die op 428 meters gesteld wordt. De
heuvel waarop de pasanggrahan bevallig gelegen is, biedt een vrij
uitzicht over de vlakte van Banjoewangi, de straat en een groot
gedeelte van B a li, waar men de bergketenen in onderscheiden
reeksen ziet oprijzen, en, over het knodsvormige schiereiland
heen dat den zuidoosthoek van Java vormt, op de wateren van
') Eoi. versi. 1864, bl. 168; 1865, bl. 181 en 206; 1872, bl. 77; 1874,
Bijl. E bis, bl. 4; 1875, bl, 67; 1876, bl. 64; 1877, bl. 72; 1880, bl. 61;
1881, bl. 62; 1882, bl. 60.